3
Weltevreden. Ik koos dezen weg, omdat hij eerstens de kort
ste, ongeveer 560 K.M, ip en in de tweede plaats wijl hij door
zijne ligging grootendeels in de vlakte ruimschoots gelegenheid
bood om tempo te rijden. Het bezwaar, dat men de warmste
streken van Java zou moeten doorsnijden, woog hier wel tegen
op. Men zou aan deze warmte tegemoet kunnen komen door
veel 's nachts te marcheeren
Zoo naderde langzamerhand de 2de April, de dag waarop ik
met mijne training een aanvang zou nemen. Het woord „trai
ning" door mij hier gebruikt is feitelijk niet op zijn plaats.
Immers het woord sluit in zich eene stelselmatige opklimming
der krachtsinspanning door het geleidelijk vermeerderen der af
te leggen afstanden, in verband met eene oordeelkundige opvoe
ring der voedingrations. Noch aan het een, noch aan het ander
kon tot mijne groote teleurstelling gevolg worden gegeven.
Was eenerzijds de tijd voor eene rationeele marsch-training te
kort, aangezien besloten was den 5en Mei af te marcheeren,
voordeel trekkende van volle maan, aan den anderen kant ver
hinderden mij de karige gabarations volgens de bestaande be
palingen om uitvoering te geven aan eene geleidelijke opklim
ming der oefeningen. Bij het begin der training genoten de
paarden 4 K.G. gaba daags; half April werd dit ration op ge
neeskundig certificaat gebracht op 5 K.G. en veertien dagen vóór
den afmarsch werd 6 K.G. gaba gevoerd.
Het doel, dat ik bij de training dan ook beoogd heb, was de
paarden zoodanigen arbeid te laten verrichten, dat zij zonder
veel krachtsinspanning aan de gevorderde marschen konden
deelnemen.
Bij de verschillende oefeningsmarschen werden de volgende
regels in acht genomen:
a. De marschen werden afwisselend uitgevoerd in geacciden
teerd of in vlak terrein
b. Zooveel mogelijk werd afwisselend 10 min. stap, 10 min.
draf gereden.
c. In bergachtig terrein bleven de ruiters bij het klim
men te paard, ten einde de paarden op adem te brengen; bij
het dalen liet ik tot oefening van de ruiters afzitten en naast
de paarden marcheeren;