11
waarn. Chef van het Wapen der Cavalerie, den Kolonel P. C.
van der Willigen, met enkele officieren, die na een korte be
zichtiging de paarden in eene goede conditie verklaarde.
Te Meester Cornelis werd even halt gehouden en een heil
dronk gewisseld op den goeden afloop van den patrouillerit.
Gezamenlijk gingen wij vervolgens onze opwachting maken bij
zijne Excellentie den Luitenant-Generaal, commandant van het
Leger, Jhr. J. C. van der Wijck. Het Hertogspark werd in
galop binnen gereden en tegen 6 uur n.m. presenteerde ik mijn
patrouille aan Zijne Excellentie, die hare tevredenheid betuigde
over den toestand van manschappen en paarden.
In stap werd naar het Cavalerie-Kampement te Petodjo gere
den, waar ruiters en paarden weldra een wel verdiende rust
genoten.
Het traject Salatiga-Weltevreden, 555 K. M. hemelsbreedte,
overeenkomende met den afstand Amsterdam-Berlijn, was dus
in acht marschdagen afgelegd.
De patrouille vertoefde 10 dagen te Weltevreden en ging ver
volgens per trein naar Djokjakarta om van hier in 3 marsch
dagen weder in haar garnizoen Salatiga terug te keeren.
De ondervinding gedurende dezen patrouillerit opgedaan geeft
mij nog enkele opmerkingen in de pen, die ik hieronder laat
volgen.
Het mar cheer en.
Aanbeveling verdient het de ruiters op afstanden van een paard-
lengte te laten rijden. De manschappen kunnen hierdoor meer aan
dacht aan den weg wijden en oneffenheden, die het paard doen
struikelen, vermijden. Het naloopen van hun vóórman, wat
op den duur bij lange marschen de geest van de ruiters ver
stompt, alsmede het eventueel oprijden worden hierdoor voorko
men. Men eische, dat de manschappen steeds met twee han
den rijden om de paarden bij mogelijk struikelen op te houden.
Nuttig is het den ruiters nu en dan een vraag te stellen, ten
einde opmerkzaamheid van hen te vergen.
Nachtmarschen.
Deze hebben hun eigenaardigheden, met meer na- dan voor-
deelen. Het eenige noemenswaardige voordeel is, dat de tropische