49
niets gemerkt is van mindere beweegbaarheid van het stuk, dan
wel van meerdere vermoeidheid der paarden 1).
Dit in verband gebracht met de uitkomsten, verkregen bij het
verzwaarde stuk, leidt tot de gevolgtrekking, dat voor eene be
spanning van 6 inheemsche paarden 1372 K. G. toch als een
maximum moet worden beschouwd en dat men daar zeker niet
boven mag gaan, wil men den waarborg hebben, dat voldoende
beweegbaarheid, ook onder de te velde aanwezige ongunstige
omstandigheden, behouden zal blijven.
E. Rijproeven met stukkenwaarvan het voorwagengewicht naar
verhouding kleiner is genomen.
De rijproeven werden opgedragen aan de commissie, belast met
de rijproeven met het snelvuurgeschut en werden gehouden bij
de 3e Yeldbatterij.
Nagegaan moest worden, of eene gewichtsverhouding van 420
K. G. voor het voorstel, tegen 935 K. G. voor het achterstel, bij
niet opgezeten manschappen (gewicht voorwagen 31 van
het totaalgewicht) en van 630 K. G. voor het voorstel, tegen
935 K. G. voor het achterstel, bij opgezeten manschappen
(gewicht voorwagen 40 al dan niet nadeelig zou blijken
voor de beweegbaarheid der veldartillerie in de terreinen en bij de
hindernissen, die zij in staat moet zijn te kunnen overschrijden.
De beide proefstukken (één van 7 c.M L. A. en één van 7 c.M.
L 28 op veerspooraffuit) hadden daartoe onderscheidenlijk een ge
wicht van voor- en achterstel van
276 K. G. en 616 K. G.l zonder opgezeten
en 305 K. G. en 690 KG.) manschappen,
en van
414 K. G. en 616 K. G.| met opgezeten
en 458 K. G. en 690 K. G.j manschappen.
Deze beide stukken werden in vergelijkende beproeving geno
men met ongewijzigde stukken van 7 c.M. L. A. (gewicht voor
wagen zonder en met opgezeten manschappen 47 en 50
1). Ue aandacht wordt gevestigd op den vroeger reeds vermelden invloed
van paardenspaarders.