67 er eenige manschappen aan de bediening, dan wordt bij het K.T. stuk uit den aard meer oponthoud veroorzaakt. f. Benoodigd aantal bedieningsmanscliappen. Kan al voor de bediening van het in stelling staande stuk met minder manschappen worden volstaan, zoo is dit voor den marsch geenszins het geval, daar thans 4 stuksmuildieren aan wezig zijn, zoodat bij de bestaande bediening per dier niet, zooals bij 7 c.M. K. A. en 7 c.M'. L/14 V. S., 2 man per dier ingedeeld kunnen worden. 2 man per stuksdier is zeer wenschelijk, om de dieren in moeilijk terrein en bij hindernissen behoorlijk te kunnen steunen en hulp te kunnen bieden, indien dieren storten, terwijl verder de kans, dat een der dieren tijdelijk en daarmede een onevenredig groot gedeelte der bediening moet achterblijven bij 4 muildieren grooter is dan bij 3stort bv. een dier met kanon, met wieg of met voorstuk, dan moeten 3 man achterblijven. In verband hiermede achtte de commissie indeeling van 8 bedieningsmanschappen noodig. Wel is bij 8 man bediening geen man meer beschikbaar bij de munitiedraagdieren, die het stuk volgen, doch zoo noodig kan door de bij de stuksmuildieren ingedeelde manschappen hulp worden verleend. g. Soliditeit van het materieel. Het materieel is bij deze proeven aanhoudend aan hevige schokken onderworpen geweestvele malen sloeg het stuk om, waarbij kanon en wieg met steenen in aanraking kwamen. Noemenswaardige beschadigingen zijn niet voorgekomen.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indische Militair Tijdschrift - Extra Bijlagen | 1908 | | pagina 79