119 schap met de aldaar gelegen troepen in Zuid-Boni te ageeren. Bij die compagnie was geen Officier van Gezondheid ingedeeld, omdat te Balangnipa eventueel over den aldaar geplaatsten Of ficier van Gezondheid kon worden beschikt. Deze compagnie kwam den 18den Augustus over land naar Watampone terug. Te Balangnipa bleven achter 9 Europeesche militairen, die zich vóór den tocht over land hadden ziek gemeld, terwijl 2 zieke Europeesche militairen van die compagnie on derweg derwaarts terugkeerden. Ongeveer een week later op Pampanoea traden er bij deze compagnie talrijke gevallen van Febris intermittens op. Bij deze compagnie hadden na haar vertrek van Watampone geen prophylactische verstrekkingen van kinine plaats gehad. Door een intensieve kininekuur was het mogelijk die compagnie binnen tien dagen weer geheel slag vaardig te maken. Bij een inspectie over de dwangarbeiders onder welke er vele in 't begin debiel en voor den arbeid minder geschikt waren, bleek dat de toestand van vele dier lieden intusschen was ver beterd, zoodat er slechts een tiental voorloopig van den arbeid werden vrijgesteld. Den 21 sten Augustus vertrok de voor Pampanoea bestemde troepenmacht derwaarts Ongeveer 2 compagnieën methetnoodige personeel van den Geneeskundigen dienst voor een ziekenzaal le klasse (vermeerderd met een Europeesch soldaat-ziekenverpleger) bleven te Watampone achter. Dit personeel werd gedeeltelijk getrokken uit dat der Geneeskundige Sectie van het gedeeltelijk achterblijvende Bataljon, waaraan een Europeesch sergeant-zieken- opzichter van het veldhospitaal werd toegevoegd. Hoewel er te Watampone, rekenende op een ziektecijfer van 5 van de troepensterkte, eigenlijk een veldhospitaal had moeten achterblijven, achtte de Chefarts het voldoende een veldziekenzaal daar te laten, omdat daardoor administratief personeel werd bespaard. Een voeding voor een hospitaal volgens tarief 40 kon toch onder de bestaande omstandigheden niet worden verstrekt en aan de lijders in de ziekenzaal konden extra voedingsmiddelen, zooveel en zoo dikwijls de behandelende geneesheer zulks noodig oordeelde, worden gegeven, zoodat de patiënten wat de voeding

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indische Militair Tijdschrift - Extra Bijlagen | 1909 | | pagina 133