166
schragen en liggers voor het hoofd van pinangstammen geno
men; het dek van bamboe.
Behalve de noodige accessoires werd een velbakkerij ingericht
bestaande uit 2 veldbakovens.
Den 25en Augustus rukte een halve sectie onder een officier
met eene colonne uit voor een achtdaagschen tocht in Wadjo. De-
Chef der expeditionnaire Genie nam aan dezen tocht deel en
werd toegevoegd aan den staf der expeditie.
Den 30en Augustus werd door de telegraafbrigade begonnen
met eene telefonische verbinding van Pampanoea naar de Tjen-
ranamonding en van Pampanoea naar Watampone.
8 September vertrok van uit Pampanoea een colonne bestemd
voor Loewoe, waarbij een halve sectie Genietroepen onder een
officier was ingedeeld.
15 September nam een detachement ter sterkte van 1 Euro-
peeschen sergeant en 8 man deel aan een tocht naar Sidenreng-
en Soppeng.
De overige Genietroepen verbeterden onderfusschen het bivak
te Pampanoea en 16 September begonnen zij het bivak in te
richten voor langer verblijf. De barakken verkregen allen ver
hoogde vloeren. Om in de behoefte aan drinkwater te voor
zien werd een pijpwelboring uitgevoerd tot eene diepte van 8
M. Op verschillende diepten werd goed drinkwater gevonden;
het water steeg tot 4 M. onder het maaiveld; met het water
werd echter eene groote hoeveelheid fijn slib medegevoerd,,
waardoor het pompen uiterst moeilijk ging. Om het water te
kunnen laten bezinken werd een put gegraven, bekleed met
biervaten en op dezen put de pomp gesteld.
De materialen voor het blijvend bivak zouden door de be
volking worden geleverd; de aanvoer van bamboe en atappen
liet echter zeer veel te wenschen over, zoodat om in het ge
brek aan materialen te voorzien dagelijks 1 sectie infanterie
met 25 dwangarbeiders werden uitgezonden om bamboe te
kappen. De hoedanigheid van de bamboe was over het al
gemeen slecht. In het gebrek aan atappen kon worden voor
zien door afbraak van eenige loodsen op het emplacement van
het nieuwe bivak.
Den 6en October vertrok een colonne onder bevel van den