lo
op bovenbedoelde vijanden (zooais later bleek, een poepoetan
aangevoerd door den vorst van Den Pasar) te kunnen openen.
Door het afgeven van snelvuur op het achterste deel van
de poepoetan werden vele vijanden neergelegd.
Zoodra het 11e Bataljon voorwaarts trok om, naar het Z.
omzwenkende, de terreinstrook te bereiken W. van den boven-
genoemden Z. N. voerenden weg naar Tanggoentiti, rukte de
batterij met het peloton dekking langs den tot nu toe gevolgden
weg verder. Toen het kruispunt der wegen Poeri DenPasar
Tanggoentiti Semeta bijna bereikt was, flikkerden lanspunten
boven de muren, die den weg aan de linkerzijde begrensden.
Daar het 18e Bataljon nog niet ter hoogte van de batterij
was opgerukt, werd halt gehouden en naar de bedreigde zijde
front gemaakt; spoedig daarna stormden uit een nauw steegje
enkele met lans en kris gewapende Baliërs op den troep in,
welke op een tweetal passen voor het gelid neergelegd werden.
Nadat zich nog enkele vijanden hadden overgegeven, werd
in vereeniging met de infanterie naar de Poeri opgerukt; op
300 M. afstand hiervan werden de stukken in elkaar gezet
ten einde zoo noodig den naar de Poeri voerenden weg onder
vuur te kunnen nemen.
Ten 1 uur 30 werd de last ontvangen voorwaarts te gaan
en op het plein voor de Poeri nadere bevelen af te wachten.
Nauwelijks hier aangekomen kreeg de batterij bevel zich
naar den weg die recht O.W. op de Poeri Pametjoetan aan
loopt te begeven, ten einde daar het 18e Bataljon te steunen,
dat bij den opmarsch naar die Poeri door een lila-kogel be
groet was.
4e Stelling.
De batterij werd op den weg in stelling gebracht en
opende, zoodra de infanterie den weg vrij gemaakt had, het
vuur op een groote bende in het wit gekleede Baliërs, die
langzaam voorwaarts kwamen.
Van het peloton dekking was een gedeelte tusschen de stukken
opgesteld om eventueel doorstormende vijanden af te weren,
terwijl een ander gedeelte het oog op de aan de vleugels der
batterij grenzende muren gevestigd hield.