- 28 Deze banden leverden zeer veel gemak op. Bij het weder overgeven der dwangarbeiders aan het civiel bestuur werd hunne identiteit wederom middels vingerafdruk ken vastgesteld. Uitrusting en bewapening der dwangarbeiders. Yoor het vertrek te velde werden aan de dwangarbeiders door de zorg van het civiel bestuur medegegeven: aan ieder een tweede stel kleeding bestaande uit een hoofddoek, een baadje, een broek en een sarong. Door de zorg van de militaire administratie werden verstrekt: een toedoeng, een ligmatje, een sprei (in eigendom), terwijl in bruikleen werden gegeven een brood- of veldzak, een veldflesch met riem, een eetketel en een kapmes of parang met lederen scheede en gordel. De kapmessen (goloks) bleken van minder goede kwaliteit te zijnvooral bij zwaar werk (bij de Genie) waren de parangs beter. De laatsten waren scherper en hadden veel meer slag. De scheeden voor de parangs waren echter wat nauw zoodat het herhaaldelijk voorkwam dat deze op den naad werden stuk gereten. Verrichtingen der dwangarbeiders. Op de operatiebasis werden de beschikbare dwangarbeiders bestemd voor barakbouw, lossen en laden, werken bij de genie, in de magazijnen van de intendance, de veldbakkerij en op het vivresschip de „Bromo". Na den aanvang van den tocht naar Gianjar (8 October) werd ook, indien er dwangarbeiders beschikbaar waren, trans port geloopen tusschen Sanoer (operatiebasis), Den Pasar en 'Tabanan. Niettegenstaande de vaak zware diensten welke van de dwangarbeiders werden geëischt, bleef de geest uitmuntend- Onderlinge vechtpartijen zijn niet voorgekomen, terwijl ook over de ruim 300 bij den trein ingedeelde Atjehers niet ge klaagd behoefde te worden. Integendeel bleek onder deze een uitmuntende geest te heerschen. Zij waren zeer gewillig en onder oordeelkundige leiding kreeg men alles van hen gedaan. Daar zij echter gewend zijn om lasten op het hoofd te dragen,

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indische Militair Tijdschrift - Extra Bijlagen | 1909 | | pagina 234