- 30
alleen voor desertie, terwijl een enkele maal voor het weg
werpen van lasten gestraft moest worden.
Twee dwangarbeiders zijn wegens diefstal voor den Krijgs
raad te velde" verschenen.
Desertie kon niet geheel belet worden, daar de bevolking
niettegenstaande den uitdrukkelijken last, slechts weinig deser-
teuis terugbracht. Atjehers deserteerden bijna niet. De meeste
eseiteurs waren Javanen, Palembangers en Djambiërs*
Enkele dwangarbeiders werden na afloop der expeditie voor
bewezen goede diensten en manmoedig gedrag voorgedragen voor
geheele kwijtschelding van nog te ondergane straf.
III. Vrije koelies.
Voor het vertrek der expeditie was reeds besloten ook van
vrije koelies gebruik te maken. Deze koelies waren aan
vankelijk afkomstig uit het landschap Gianjar en wel uit de
kampongs Ketewel en Soekawatie, respectievelijk op 2 en 3
uur afstand gelegen van de landingsplaats Pabean-Sanoer.
Reeds op den dag van de landing, den 14den September
meldden zich omstreeks 12 uur n m. 400 koelies onder hunne
ïans aan. (Hierbij waren ook 41 geleiders van draagpaarden
Deze zijn na een dag werkens verdwenen, niet meer terug
komen en hebben geen betaling genoten, daar de geleiders
niettegenstaande nerhaalde oproeping niet verschenen zijn).
Ging in den beginne het werken met de vrije koelies niet
naar wensch doordat arbeider en werkgever zich moeilijk on-
deiling verstaanbaar konden maken, spoedig werd dit beter en
over het algemeen mag de proef geslaagd genoemd worden.
De a-ianjarsche koelies kwamen gewoonlijk tegen den midda^
op Pabean-Sanoer, verbleven een nacht in de nabijheid van
het bivak, werkten den daarop volgenden dag en gingen dan
s avonds naar huis, indien een voldoend aantal Gianjareezen
ter verwisseling was gekomen.
De ploeg, welke naar huis ging, kwam twee dagen na ver
trek weder terug, zoodat met drie ploegen werd gewerkt.
Het loon was door het civiel bestuur op f 1 per dag vast
gesteld. Later toen voldoende Badoengsche koelies verkregen
konden worden, werd dit loon tot oP 0,50 teruggebracht.