62 doen om in Indië bij Krupp te blijven. Die uitspraak aan het slot van de rede van den Minister is voor mij een bewijs, dat wij bij dezen Mi nister van dat monopolie, dat ons op te kooge geldelijke offers komt te staan, zonder de zekerheid te hebben van het beste te bezitten, nog niet af zijn. Een oogenblik citeerde de Minister, ik meen uit een correspon dentie van het jaar 1903, toen er sprake is geweest over het nieuwe geschut. Heb ik het wel verstaan, dat de Minister ophield op een oogen blik, dat van aanschaffing van worpgeschut ook weer bij Krupp zonder concurrentie sprake was? Ligt ook dat weer in het verschiet? Ik acht het niet onmogelijk. Ik hoop alsnog, dat de Kamer niet met dezen Minister zal meegaan en dat zij zal zeggenwij begeerenvoor wij de verantwoordelijkheid voor dit belangrijke bedrag op ons nemen, eerst volledig in de gelegen heid gesteld te worden te beoordeelen vergelijkende proeven tusschen ver schillende stelsels, in Indië genomen. Een verwijzing naar proeven die 8 jaar geleden hebben plaats gehad met materieel, dat zoowel in kaliber als in andere onderdeelen belangrijk afwijkt, gaat niet op. Daarom moet ik mijn amendement handhaven. De heer van Deventer: Mijnheer de VoorzitterIk wensch met een enkel woord de stem te motiveeren, die ik over dit amendement zal uitbrengen. Het geldt hier een zaak waarin het voor een leek op militair gebied buitengewoon moeilijk is om tot een beslissing te komen. Met de grootste belangstelling heb ik geluisterd naar hetgeen door den voorsteller van het amendement is aangevoerd en naar hetgeen door den Minister daarop is geantwoord. Het komt mij voor, dat beiden hun standpunt met groote virtuositeit hebben verdedigd en ik verkeer ten aanzien van de vraag, wie gelijk heeft, in twijfel. Ik zou dus het klas sieke voorschrift „in dubiis abstine" in toepassing moeten brengen. Maar er is nog iets anders. Uit de Memorie van Antwoord blijkt, dat het aangevraagde gesehut in hoofdzaak bestemd is voor de verdediging van Indië tegen aanvallen van buiten. Er staat wel in de Memorie van Antwoord, dat het ook gebruikt moet worden tegen den inlandschen vijand, maar ik voor mij heb de overtuiging, dat dat gebruik niet over wegend zal zijn. De inlandsche vijand is slecht gewapend. "Wij hebben hem trouwens in den laatsten tijd nagenoeg al zijn wapenen afgenomen en het is voorts genoegzaam gebleken, dat wij, met het in Indië aan wezige geschut, het tegen den inlandschen vijand wel kunnen klaar spelen. Het aangevraagde geschut zal dus, zoo niet uitsluitend, dan toch in hoofdzaak bestemd zijn tot afwering van den buitenlandschen vijand. Nu geef ik volkomen toe, Mijnheer de Voorzitter, dat de uitgaven

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indische Militair Tijdschrift - Extra Bijlagen | 1909 | | pagina 382