- 63 voor de verdediging van Indië tegen het buitenland in theorie moeten komen voor rekening van Indië. Maar in theorie had ook nimmer geld, door Indische belastingschuldigen opgebracht, aan Indië onttrokken mogen worden. In theorie had Indië ook zeker niet belast moeten worden met rente en aflossing van leeningen, terwijl kort te voren een veel grooter bedrag door Nederland aan Indië onttrokken was. Nu dit alles geschied en Indië daardoor verarmd is, mag mijns inziens, nu het een uitgaaf geldt, waarbij vooral Nederlan dsche souvereiniteits- belangen betrokken zijn, de theorie niet al te zeer op de spits worden gedreven. In de gegeven omstandigheden acht ik het daarom zeker billijker, dat Nederland Indië te gemoet komt bij de verdediging van Indië tegen den buitenlandschen vijand. Ik voer hierbij nog aan, dat andere landen, zooals bijv. Frankrijk en Amerika, alle koloniale defensie uitgaven voor rekening van het moederland brengen, terwijl wij zelf voor Suriname en Curacao eVenzoo handelen. En nu zouden wij Indië, waarvan wij zooveel geprofiteerd hebben, voor een soortgelijke uitgave laten opdraaien! Ik acht dit niet billijk en zal daarom ook stemmen vóór het amendement van den heer Thomson. De heer Verhey Mijnheer de VoorzitterSlechts een enkel kort woord. Ik zal over de details maar niet spreken, maar slechts over de hoofd zaak en die is, dat Zijn Excellentie aan het slot van zijn rede heeft gezegd, wanneer ik hem goed verstaan heb, dat hij de commissie van deskundigendie deze zaak verder zal behandelenzal doen nagaan of er nog een betere oplossing te vinden is, dan nu wordt voorgesteld. Wanneer ik daaruit mag afleiden, dat de commissie in de gelegenheid zal worden gesteld zelf aan de verschillende fabrieken, die de Minister zal aanwijzen, de zaak te onderzoeken, zal ik mijn tegenstand niet verder voortzetten en op den Minister vertrouweu. De heer Idexburg, Minister van Koloniën: Mijnheer de Voorzitter! Ik wil den geachten afgevaardigde uit Leeuwarden gaarne het vervolg voorlezen van het citaat, dat ik zooeven heb afgebroken. De geachte afgevaardigde denkt blijkbaar, dat daar iets bijzonders in staat. Het luidt aldus; „2 veldkanonnen, 2 bergkanonnen en 2 veldhouwitsers, welke laatste wellicht mede in aanmerking komen om deel in de nieuwe bewapening der veld- en bergbatterijen uit te maken". Nu heeft het Indische legerbestuur gezegd, dat het geen houwitsers wil. "Wat nu wordt aangevraagd, is het eenige geschut voor de bereden artillerie, dat in Indië noodig is. Die zorg kan de geachte afgevaardigde dus ter zijde stellen. Wat den prijs aangaat heb ik mij misschien niet heel gelukkig uit-

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indische Militair Tijdschrift - Extra Bijlagen | 1909 | | pagina 383