64
gedrukt. Ik zeg nog eens, ik wil in gesloten vergadering tot in de
tails afdalen. Ik heb gezegd, dat er verschil in prijs was, maar wanneer
men de zaak op de keper beschouwt, wanneer men ziet, hetgeen men
daarvoor krijgt, niet slechts in qualiteit, maar ook in hoeveelheid en
constructie, is het zeker ook uit financieel oogpunt geen nadeel van de
aanbieding van Krupp gebruik te maken.
Het standpunt van den geachten afgevaardigde uit Amsterdam den
heer van Deventer, heb ik natuurlijk te eerbiedigen, maar hij houde
mij ten goede, dat er toch wel iets zonderlings in is bij een willekeurigen
post van de begrooting te zeggennu vind ik dat dit wel eens door
Nederland kon worden betaald. Midden in het debat, op het einde van
de Indische begrooting, wordt hier medegedeeld, dat nu het oogenblik
gekomen is een deel van de oorlogsbegrooting, die altijd door Indië
betaald is, voor rekening van Nederland te nemen. Ik heb dat stand
punt te eerbiedigen en heb zeer wel verstaan, dat de heer van Deventer
vóór het amendement Thomson zal stemmen, maar het gelukkige van
dat standpunt is tot op het oogenblik nog niet tot mij doorgedrongen.
Den geachten afgevaardigde uit Rotterdam heb ik dit te zeggen: Ik
zal aan de commissie van deskundigendie niet alleen heeft te keuren
maar ook bemoeienis heeft met het bestellende vraag voorleggen of
naar haar oordeel er eenige reden bestaat om te twijfelen of datgene
wat wij van Krupp zullen krijgen, het beste is dat op het oogenblik te
krijgen is. Zegt zij neen, dan is de zaak uit. Is het niet zoo, dan zal
ik volgens den wensch van den geachten afgevaardigde haar in de gele
genheid stellen om ook dat te gaan zien, wat zij zien wil.
De Voorzitter: Mag ik thans de Commissie van Rapporteurs ver
zoeken haar oordeel mede te deelen over het amendement.
De heer Plate, voorzitter van de Commissie van Rapporteurs: Aan
de Commissie van Rapporteurs ontbreekt een lid. Dientengevolge is
juist de helft van de Commissie voor en de andere helft tegen het
amendement.
Na de breede discussiën die hier gevoerd zijn en na de verdediging
van den Minister, geloof ik, dat het onnoodig zal zijn de motieven aan
te geven waarop dit oordeel steunt.
De beraadslaging wordt gesloten.
Het amendement van den heer Thomson wordt in hoofdelijke stemming
gebracht en met 47 tegen 15 stemmen verworpen.