68 lie. vergadering op Dinsdag 29 December 1908. Tegenwoordig roet den Voorzitter, 38 leden. Aan de orde is de behandeling van de wetsontwerpen tot vaststelling der begrooting van Nederlandsch-Indië voor het dienstjaar 1909. De beraadslaging wordt geopend. De heer Staal: Mijnheer de Voorzitter! In de eerste plaats wensch jk den heer Minister mijn dank te betuigen, dat hij ons in de gelegen heid heeft gesteld ter griffie van de Kamer kennis te nemen van de opgave betreffende het artilleriematerieel, dat voor Indië zal worden aangeschaft. In de Tweede Kamer heeft de Minister een mededeeling gedaan omtrent een vergelijking van de prijzen, welke door 2 leveranciers Krupp en de Rheinische Metaltwaarenfabrikvoor de levering van het geschut waren gesteld. Eerlijk gezegd, heb ik bij het lezen der Handelingen van de Tweede Kamer die mededeeling niet volledig begrepen. Doch de inzage van de door den Minister verstrekte opgave heeft mij de zaak geheel duidelijk gemaakt en mij de overtuiging geschonken, dat het verschil in de prijzen inderdaad te gering is om gewicht in de schaal te leggen bij het toekennen van deze leverantie. Ik begrijp trouwens ten volle dat er veel voor te zeggen is, om, bij aldien de prijzen niet te veel uiteenloopen, te blijven bij leveranciers die eenmaal bij en door vorige leveranties vertrouwen hebben gewekt en verdiend. Omdat het echter in het belang van het Rijk is, dat men de voordeelen niet verwerpt welke een eerlijke concurrentie van goede leveran ciers voor den kooper kan opleveren, heb ik met genoegen acte genomen van het antwoord, dat betreffende deze aangelegenheid in de andere Kamer door den Minister van Koloniën aan den heer Yerhey is gegeven. De heer van Loben Sels: Mijnheer de Voorzitter! Het zij mij vergund enkele opmerkingen te maken, alle naar aanleiding van zaken die bij dit debat in het midden zijn gebracht. In de eerste plaats In de tweede plaats een enkel woord naar aanleiding van hetgeen de heer Staal heeft aangevoerd omtrent de leverantie voor Nederlandsch Indië van oorlogsmaterieel. Ik sluit mij gaarne hij hem aan, waar hij den Minister van Koloniën zijn instemming betuigde met diens voornemen om alsnog door een commissie te gaan beoordeelen niet alleen het materieel van Krupp, maar tevens aan andere leveranciers de gelegenheid te geven hun zaak te bepleiten. Intusschen, indien ik de rede van den geachten afgevaardigde goed heb verstaan, sta ik op een ander standpunt, waar hij meende uitsluitend bij Krupp-materieel te moeten biijven.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indische Militair Tijdschrift - Extra Bijlagen | 1909 | | pagina 388