73
Die vraag heb ik voorgelegd aan die commissie, doch ik heb daar nog
geen antwoord op.
Zooals ik in de Memorie van Antwoord aan deze Kamer heb gezegd,
hel ik gaarne die toezegging gedaanomdat het mij leed zou doen indien
zich een meening vormde alsof de Regeering ongemotiveerd bij Krupp
bestelde en niet lette op datgene wat lij andere groote werkplaatsen op
dit gebied omgaat en op hetgeen daar te krijgen is. Ik kan ten deele
instemmen met hetgeen door den geachten afgevaardigde uit Gelderland
in dit opzicht is in het midden gebracht. Wij mogen bij de aanschaffing
van dergelijke zaken van groote waarde, maar die ook een groote tech
nische vaardigheid van den fabrikant vereischen, ons niet laten leiden
door een zekere voorliefde en ook niet door een blind vertrouwen, maar
wij moeten ons laten leiden door het welbegrepen belang van het land,
zoowel hier te lande als in Indië en bij de zeemacht. En nu meen ik
de verzekering te kunnen geven, dat dit geschiedt. Ook de ambtenaren
worden niet geleid door blind vertrouwen of een zekere voorliefde.
Er wordt gehandeld in het welbegrepen belang van het land, zoowel
financieel als technisch. Er wordt altijd zoo gehandeld, dat niet een
zijdig gezien wordt naar het geldelijke, ofschoon in dit opzicht den toets
in elk opzicht gerust kan worden doorstaan, maar tevens op datgene wat
men voor zijn geld krijgt. Waar mijn gevoelen te dezen opzichte niet
is bestreden, geloof ik dat ik het bij dit korte woord kan laten.
Indien de geachte afgevaardigde meent dat deze zaak algemeener moet
worden besproken, dan zou ik hem in overweging willen geven in dit
geval zijn aanvankelijk voornemen ten uitvoer te brengen bij de alge-
meene beschouwingen over de Staats-begrooting of bij die over een der
militaire Departementen.
De verdere beraadslaging wordt verdaagd en de vergadering gesloten.
12e. Vergadering op Woensdag 30 December 1909. Tegenwoordig,
met den voorzitter, 44 leden.
Aan de orde is de behandeling van de wetsontwerpen
I. Vaststelling van de begrooting van Nederlandsch-Indië voor het
DIENSTJAAR 1909.
De beraadslaging wordt voortgezet.
De heer Idenbürg, Minister van Koloniën:
Voordat ik eindig, zij het mij vergund een kleine rectificatie te geven
op een mededeeling die ik in de Tweede Kamer heb gedaan, een recti
ficatie, waarop, zooals mij blijkt, de firma Schneider te le Creusot prijs