55
zijn geweest, waren de volgende: een dagelijksch loon van f 1.
op werkdagen en 0.50 op rustdagen, voor de dragers, terwijl
de mandoers f 2.50 per dag genoten. Zij ontvingen indien
mogelijk en gewenscht dezelfde voeding als de dwangarbei
ders, evenwel tegen betaling.
Eene vergelijking van deze lieden met dwangarbeiders valt
geheel in hun nadeel uit.
Behalve dat zij slechts aan hunne hoofden gehoorzaamden,
veroorloofden zij zich tijdens den marsch allerlei eigendunkelijke
handelingen. Ook op hun eerlijkheidsgevoel viel vrij wat af te
dingen.
Bij herhaling kwamen klachten over hen in, zoodat men hen
dan ook den dag, volgende op dien van vertrek der hoofdcolonne
naar Pampanoea zonder eenig gevoel van leedwezen naar hun
land zag terugkeeren.
Vrije dragers.
Zijn voornamenlijk in 't Goasche gebruikt, waar geen draag-
paarden waren te verkrijgen. Zij voldeden over 't geheel goed.
Spoedig vond het dragen der vrachten middels picolan bij hen
ingang.
Draagbaarden van de bevolking peteke's
Werden waar noodig en verkrijgbaar van de bevolking in
gehuurd.
Konden in den regel met meer dan 60 K. G. belast worden.
Karren.
Hiervan waren een 20 tal beschikbaar en werden daarmede
tusschen Badjoa en Watampone belangrijke hoeveelheden vivres
en materialen opgevoerd.
F. Transportmiddelen te Water.
Het vervoer te water stond onder uitsluitend toezicht van
een luitenant ter zee, die zoowel op de reeden Badjoa en
Tjenrana, als langs de rivier van dien naam, den opvoer
regelde.