103
Intusschen werd door den colonne-commandant over gebrek aan
troepen geklaagd en kwamen 2400 doll, boete, opgelegd aan de
hoofden van de Boven-Tëbo, behoorlijk binnen, terwijl voorloopig
aan de Boven-Tébo niet verder werd opgerukt, doch door het
bivak te Pëlajang, waar nu nagenoeg de geheele 2de compagnie
van het 2de Bataljon Infanterie vereenigd was, getracht eerst
de Tëbo te zuiveren.
Een hiertoe uitgezonden patrouille onder luitenant H. J. Ver
meer bezocht den 2den Mei de zeer groote doesoen Lueboek
Landai, waar de bevolking feest vierende werd aangetroffen en
duizenden mannen verzameld waren.
De patrouille, die 30 bajonetten sterk was, werd door een
groote met krissen en parangs gewapende menigte, die een
zeer uittartende houding aannam, gevolgd en maakte, aan het
andere einde der kampong gekomen, aanstalten aldaar een bivak
te betrekken.
Dit bivak werd om half drie 's middags van één zijde licht
beschoten, tegelijkertijd van de drie andere zijden echter plotseling
door eenige honderden met krissen en klewangs gewapende
Djambiërs aangevallen.
Een kortstondig handgemeen en snelvuur dreef de aanvallers
terug, waarbij hun een verlies van een 60 tal dooden werd
toegebracht en wij 4 min of meer zwaar gewonden bekwamen.
Onder deze omstandigheden het niet geraden achtende, den
nacht met de gewonden in Loekoek Landai door te brengen,
trok de patrouille om half vier op Tjandji, dat bezet was,
terug.
Den 7en Mei rukte een colonne sterk 90 bajonetten uit met
het doel om verbinding met Moeara Boengo te verkrijgen en
ook Loeboek Landai te bezoeken.
Het eerste doel werd bereikt, doch aan het oorspronkelijke
plan, om naar het versterkte en zwaar bevolkte Loeboek Landai
te gaan werd geen gevolg gegeven uit vrees voor een échec.
Den 20en Juni, toen een patrouille van 40 man van Rantau
Pandjang de taak aan de Tebo van de bezetting van Pelajang
was komen verlichten, kon eindelijk naar het gebied boven
Loeboek Mengkoewang, van waaruit het verzet aan de Tebo
geacht werd te worden aangestookt en onderhouden, worden