107
Daar de colonne te Pêlajang nu zeer verzwakt was en de
toestand aan de Tëbo nog steeds groote activiteit van den troep
eisehte bet bivak en de transporten werden nog herhaaldelijk,
zij het dan niet ernstig, beschoten werd voorloopig vaneen
tweeden tocht naar Limboer afgezien.
Eerst den 21en September toen de colonne weer op sterkte
gebracht en tijdelijk met nog 50 man aangevuld was, werd die
tocht herhaald, thans met nagenoeg 200 man.
Te Loeboek Mengkoewang werd reeds bericht ontvangen,
dat de oude versterkingen niet bezet en de benden verspreid
waren, waarop van hieruit in dr ie colonnes naar de hooger gele
gen doesoens opgerukt werd. Geen der colonnes ondervond
nu tegenstand en de bevolking bleek rustig en hulpvaardig.
Limboer bleef nog gedurende een maand ongeveer door een
paar sectiën bezet, gedurende welk tijdperk evenmin aanraking
met benden werd verkregen. De toestand aan de Tebo werd
nu ook langzamerhand gunstiger.
In het begin van October marcheerde een colonne onder den
commandant der ageerende troepen, den majoor G-. A. Platt,
van Pêlajang over Rantau Pandjang aan de Djoedjoehan en
langs die rivier naar Telok Kajoe Poetih, dat inmiddels ook
bezet was, eveneens zonder dat een schot behoefde te worden
gelost.
Telok KGjoe Poefih, Nadat de Tëbo door onze troepen werd
bezet, waren de meeste grooten w. o. Taha eerst naar de Djoe
djoehan en vervolgens naar de Boven-Batang Hari uitgeweken.
De aanwezigheid van vijandig gezinde grooten was daar zeer
merkbaar door het voortdurend beschieten van de vaartuigen,
waarmede onze troepen en oorlogsbehoeften werden vervoerd.
Daarom werd den 16en Maart de doesoen Djamboe door twee
sectiën onder een officier bezet, vanwaar tochten werden
ondernomen naar Teboeng en Telok Kwali.
Den 12en April ging dat detachement over naar doesoen
Teloeq Singkawang aan de Soemai-rivier en den 21en Meid. a.
v. naar Soengei Rambai.
Verschillende ontmoetingen bezorgden ons in dien tijd een
doode en 5 gewonden.
Wegens den steun, door hen aan vijandig gezinde grooten