Ill Bonen-Batang flsei. Reeds werd vermeld, dat de colonne in Batin Pengambang te Sekaladi in het laatst van 1902 nog al door slechte elementen geharceleerd werd. Toen den 6en Januari 1903 bericht werd ontvangen, dat de vijand te Moeara Kesiro een sterke benting opgeworpen had, o. m. bewapend met 6 lila's en door 200 man verdedigd, werd den 8en Januari met een colonne, sterk: 3 officieren en 60 min- deren onder den kapitein H. J. van Bremen, een tocht daarheen begonnen, welke den 9en werd voortgezet. Vergezeld van eenige hoofden werd daarop den lOen paarde versterking opgerukt. Nadat onderweg de vijand de colonne een tijdlang van de overzijde der Batang Asei, die niet over getrokken kon worden, hardnekkig had beschoten, werd de ben- teng om 3J uur n. m. bereikt en in het begroeid terrein pas ontdekt, toen men haar reeds tot op 100 M. genaderd was. Na een korte verkenning, waarbij het terrein voor den aanval gunstig bleek, werd onmiddellijk tot den aanval overgegaan. In twee afdeelingen, een tegen de Zuider- en een tegen de Westerface van de benting, werd opgerukt, na het hevige vuur een korten tijd te hebben beantwoord. Het beklimmen der borstwering en vooral het forceeren der daarop geplaatste palissadeering kostte veel moeite en menig offer aan onze zijde, doch gelukte ten slotte, dank zij de vol harding der aanvoerders, luitenant A. C. L. Phaft en on derluitenant P II. Bol'en, door eenige dapperen krachtig bijgestaan. De vijand gaf den strijd nu op, ons 12 dooden, 10 lila's, 12 geweren enz. in handen latende. De verliezen aan onze zijde bedroegen 1 gesneuvelde en 9 gewonden. Na dit gevecht was het verzet in de Boven-Batang Asei spoedig geheel gebroken. Moeara Kesiro bleef voorloopig bezet en was bij het einde van het jaar onze eenige vestiging in dit gebied, tevens stand plaats van deu controleur. llio Sebakoep, het landschapshoof'd van Batin Pengambang onderwierp zich den lOen Juni en werd, na voldoening van een waai borgsom, als hoofd gehandhaafd.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indische Militair Tijdschrift - Extra Bijlagen | 1911 | | pagina 123