112
Het landschap Datoe nan Berampat onthield zich van vijan
delijkheden en zoowel hoofden als bevolking verleenden hulp
en steun aan onze troepen. In het gebied Keieboe nan V werd
het krachtigst verzet ondervonden, doch ook hier kwamen
achtereenvolgens alle hoofden in onderwerping.
Na toepassing van dwangmaatregelen tegen Tjermin nan Ge-
dang, waar de sedert ons optreden in Djambi voortvluchtige
Rio Hadji Kasim van Loeboek Resam zich steeds had opgehou
den, meldde dat hoofd zich den 2en Augustus bij den con
troleur,, terwijl de landschappen Soengei Tenang en Seram-
pas, landschappen, die eigenlijk niet tot Djambi behoorden en
reeds in 1902 het verzoek hadden gedaan om onder ons bestuur
te worden gesteld, en waar onze patrouilles geen verzet hadden
ondervonden, bij de onderafdeeling Boven-Tambesi gevoegd
werden.
Den 9en April bood Tiang Poempoeng, het voornaamste hoofd
van het Siaugebied zijn onderwerping aan de colonne, tot nu
toe te Bringin Sanggoel gelegerd, werd in Mei naar Moeara
Siau verplaatst, van waar uit het omliggend gebied in alle
richtingen doorkruist werd, waarop in den loop van 1903 de
onderwerping van het geheele gebied volgde.
In het benedenstroomsche' gedeelte van de Tambesi had in
Juni nog een ernstige rustverstoring plaats door een bende van
Pangeran Hadji Oemar en Djenang Seman.
Deze hoofden vormden hunne bende door in eenige doesoens
4 a 5 man te commandeeren, naarmate er ergens een slag te
slaan viel, waarna de leden weer uit elkaar gingen.
Zij ontvingen in hoofdzaak steun van de hoofden van Pena-
roen, Tinting Dalam en Lidoeng en beschoten in Juni de con
troleurswoning en de vlothuizen van het inlandsch personeel
te Soeroelangoen (Djambi), waardoor een pradjoerit sneuvelde.
Eerst nadat Djenang Seman en een zijner verwanten in Juli
in het gebied van Penaroen was neergelegd, werd het weer
rustig.
Een onderzoek leidde tot de veroordeeling van een twintigtal
personen, die bij de ongeregeldheden betrokken waren geweest,
tot het opleggen van boeten, alsmede tot verbeurdverklaring
en vernietiging van alle geweren in de Batin VIII, Batin II,