114
Limboer, van waar zij zich achtereenvolgens begaven naar de
Tantanstreek, het gebied van de hoofden van Nalo en Loeboeq
Gaoeng en de bovenstrooms Bangko gelegen streek.
Op een geheime bijeenkomst te Poeloe Rengas op den 6en
April werden door Pangeran Toemenggoeng, Pangeran Kerto
en Pangeran Hadji Oemar met verschillende daartoe opgeroepen
hoofden, maatregelen besproken om ons afbreuk te doen en
o. a. overeengekomen, dat het transport langs de rivieren zoo
veel mogelijk door beschietingen bemoeilijkt zou worden.
Sedert hadden zulke beschietingen dan ook herhaaldelijk
plaats, waarbij wij een verlies leden van 1 doode en 7 gewonden,
doch ten slotte werd door voortdurend patrouilleeren en dooi
de hulp van hoofden en bevolking, die ons in alle opzichten
steunden en uitdrukkelijk verzocht hadden de apanagehouders-
familie niet in hare waardigheid te handhaven, het verblijf van
kwaadgezinde elementen in die streek onmogelijk gemaakt, zoo
dat Pangeran Toemenggoeng zich genoodzaakt zag naar Korintji
uit te wijken; op den tocht daarheen werd hij achterhaald door
een bevolkings-patrouille van Pangkalan Djamboe, die hem op
den 22en Mei aan de Soengai Penatai gevangen nam en aan
ons uitleverde, waarna hij naar Ambon verbannen werd.
Pangeran Kerto verliet in Juni de bovenstreken van het
Merangin- en het Mesoemeigebied en begaf zich naar de beneden-
streken, waar hij rondzwierf in vereeniging met Pangeran Hadji
Oemar, wiens bende den 21en Juni bij Pëlajang een patrouille
in een hinderlaag lokte, hetgeen ons op 4 gewonden kwam
te staan.
Sedert werd in de Beneden-Merangin een mobiele afdeeling
van 45 man gestationneerd om de bende rusteloos te vervolgen.
Pangeran Hadji Oemar week naar de Tabirstreek uit en Pan
geran Kerto sloot zich aan bij Raden Mat Tahir. Deze groote
was in Februari in het stroomgebied van de Ajer Itam ten Z.
grenzende aan dat van de Beneden-Merangin, gevallen en had
het grootste gedeelte der hoofden en bevolking bereid gevonden
daadwerkelijken steun te verleenen.
In verband hiermede werd te Goeroen Toewa een bezetting
gelegd en een patrouille van 60 man naar de Ajer Itam gezonden
met Loeboek Kepajang als bivak.