119
hun gebied overgaven uit onmacht, zelf behoorlijk gezag uit te
oefenen, werden onder rechtstreeksch bestuur gesteld.
Vrijwillig geschiedde zulks in December 1903 door den Pange-
ran Ratoe, die langen tijd getracht had op goeden voet met het
Gouvernement te blijven en onder voorlichting van een oud In-
landsch ambtenaar, hem door den Resident toegevoegd, werkelijk
getracht had zijne apanage naar onze inzichten te besturen.
Toen in September Raden Mat Tahir echter zijn gebied in
onrust bracht en ook andere hoofden zich telkens daarin ophiel
den, zag hij in, dat, wilde hij niet van heulen met den vijand
beschuldigd worden, hij zich zelfs tegen zijn naaste bloedverwanten
zou moeten keeren.
Geen kans ziende tusschen beide partijen door te blijven zeilen
en door het bestuur ook wel eenigszins in die richting gestuurd,
deed hij afstand van zijn rechten en stelde het rijkssieraad, de
Singa Merdjaja, in handen van den Assistent-Resident.
Hem werd Djambi als verblijfplaats aangewezen, terwijl vele
zijner familieleden hem volgden.
Als een gevolg van de uitbreiding van onzen invloed konden
de besturende ambtenaren zich meer en meer wijden aan hun
eigenlijke bestuurstaak, die in een groot gedeelte zich reeds
in haren vollen omvang kon ontwikkelen, in een ander daar
entegen zich nog tot voorbereidende maatregelen ter bereiking
van eene gevestigde orde van zaken moest bepalen.
De registratie van de bevolking en van de geweren werd met
kracht voortgezet, een groot aantal geweren werd ingeleverd,
tengevolge van opgelegde boeten, terwijl, wanneer daartoe aan
leiding bestond en in verband met het streven om tot algeheele
ontwapening te geraken, de geregistreerde geweren soms van
geheele landstreken ingenomen werden.
In verband met de toenemende consolidatie werd in dit jaar een
voorloopige regeling der bestuursorganisatie getroffen.
Bij Gouvernements-Besluit van LI Augustus 1903 No. 23
gewijzigd bij G. B. van 1904 No. 3 werd n. 1. bepaald dat
het landschap Djambi een afdeeling zou vormen van het gewest
Palembang, welks Resident, zooals vroeger reeds vermeld werd,
na de aftreding van Sultan Dzainoedin, met het bestuur over
dit landschap belast was.