Bijlage I,
Brief Dan den Resident nan Palembang aan den 5oesoehoenan Dan Djambi
ddo. 10 December 1900.
Gewone inleiding.
Wij hebben van den controleer van Djambi vernomen, dat
Pangéran Adipati, die door do Djambische grooten tot Sultan
verkozen was, die betrekking niet heeft willen aanvaarden en
dat daarna door de grooten in Djambi Pangéran Praboe tot
Sultan verkozen is.
Pangéran Praboe heeft vervolgens bij mij zijne opwachting
gemaakt, bij welke gelegenheid hij mij te kennen heeft gegeven
die betrekking te zullen aannemen, wanneer zulks het algemeene
verlangen is der grooten en van de zijde van den Gouverneur
Generaal van Nederlandsch Indië daartegen geene bezwaren zul
len gemaakt worden.
Intusschen kan ik dat verlangen voorloopig niet bij den
Gouverneur Generaal ondersteunen, daar de gouverneur generaal
een dergelijk verzoek niet in overweging verkiest te nemen
vóór en aleer al de tot de Sultansverkiezing gerechtigde grooten
van Djambi naar de benedenlanden zijn afgekomen om geza
menlijk met mij, als vertegenwoordiger van het Gouvernement
omtrent deze aangelegenheid van het Djambische rijk te be
raadslagen.
Naar aanleiding hiervan is het, dat ik namens den Gouverneur
Generaal van Nederlandsch-Indië uitdrukkelijk gelast, dat al
de hierboven bedoelde Djambische grooten, met inbegrip in de
eerste plaats van den vader van den Pangéran Ratoe en Pangéran
Dipa Negara op den 16den van de maand Sjawal a. s. tot mij
afkomen om hoogerbedoelde aangelegenheid met mij te bespreken
en op de alsdan te houden beraadslaging te geraken tot een
afdoend resultaat met betrekking tot het Djambische Rijk.
Wijders deel ik U mede, dat zoolang die vergadering niet tot
het gewenschte resultaat geleid heeft, er in het Djambische
Rijk geen Sultan zal zijn en die waardigheid alzoo door mij zal