154
kinderen, die zij bij zich hebben, rijst en zout tegen betaling
uit 'slands voorraad te ontvangen;
XI. dat aan de officieren- onderluitenants en adjudanten
onderofficier, zoomede aan de c. q. te Moeara Tambesi verblij
vende civiele ambtenaren en beambten en, wat de overige tijde
lijke posten en garnizoenen betreft, voor zoover dit door den
militairen commandant van Palembang noodzakelijk wordt
geacht, wordt vergund tegen betaling levensmiddelen uit 's lands
vooiraad te ontvangen;
met dien verstande dat roode wijn alleen aan officieren en
onderluitenants (c. q. civiele ambtenaren) en tot een maximum
van J flesch daags zal worden verstrekt;
XII. dat op Djambi, voor uitrukkende patrouilles, ter be
schikking van den militairen commandant zullen staan25
dwangarbeiders, w. o. 1 mandoer, die op de dagen, dat zij niet
bij de uitgerukte troepen zijn ingedeeld, bij het civiel bestuur
in verpleging zijn;
XIII. dat aan de bezetting te Moeara Tambesi worden toe
gevoegd, 50 dwangarbeiders, w. o. 2 mandoers;
XIV. dat de dwangarbeiders, in de 12 en 13 bedoeld, en
die, vermeld in artikel 8 1 lett. e. van dit besluit, onder
militair beheer en toezicht zullen staan, dat op hen, gedurende
dien tijd, van toepassing zal zijn het bepaalde bij 3 van
het militair tarief no. 24 (Staatsblad 1898 no. 221,) en dat zij
als sirih-geld zullen ontvangen f 0,01 (een en een halven cent)
per man en per dag en de mandoers bovendien eene toelage
van 0,10 (tien cent) per man en per dag;
Onder aanteekening dat deze bepalingen voor de te Moeara Tam
besi en te Djambi ingedeelde gestraften gelden vanen met den dag,
dat zij ter beschikking van de militaire autoriteit zijn gesteld:
XV. Dat het bij dit artikel bepaalde mutatis mutandis van
toepassing zal zijn op de bij artikel 3 4 van dit besluit be
doelde genietroepen.
Ten vijfde: Krachtens de bevoegdheid, verleend bij artikel
6 van het Koninklijk besluit van 28 Januari 1882 no. 13 (Staatsblad
no. 113), onder nadere goedkeuring, tot ultimo December 1901,
of zooveel korter als zal blijken voldoende te zijn, boven de
formatie van het JSlederlandsch-Indisch Leger te voeren het