167 de eigenaars, zoo mogelijk in overleg met den ambtenaar van het civiel bestuur. Alleen bij noodzakelijkheid mag van een misdjid of langgar voor het logecren van troepen gebruik worden gemaakt. Het ongemotiveerd en moedwillig vernielen en beschadigen van eigendommen is verboden. In vijandig gezinde en verlaten doesoens leeft de troep ten koste van de bevolking, overigens moet elke legering tegen behoorlijke schadeloosstelling geschieden. 9. Waar de registratie van personen en vuurwapenen is voltooid, moet met overleg eene voortdurende controle worden uitgeoefend. Het aanhoudend aanroepen van personen, die men tegenkomt, of die aan den veldarbeid zijn is verboden. Alleen als geschoten wordt dan wel als eene vijandelijke bende aan wezig is, mag eene patrouillecommandant de passen ter inzage vragen, waarbij tegen ruwheid van ondergeschikten moet wor den gewaakt. 10. Colonnewegen en patrouillepaden moeten beschouwd wor den als een der voornaamste middelen om kwaadgezinden het verblijf in eenige streek onmogelijk te maken. 11. Met ons militair optreden in het Djambische wordt in de eerste plaats beoogd het verkrijgen van politiek succes, in verband waarmede samenwerking met het civiel bestuur ge biedend noodzakelijk is. Aan verzoeken van bij colonnes aanwezige bestuursambtenaren tot arresteering van niet onderworpenen en andere ons vijan dig gezinde elementen moet dan ook zooveel mogelijk worden voldaan. 12. Verboden is het a. patrouilles niet tot het detachement behoorende, benevens stoom vaartuigen, langer aan de hun opgediagen bestemming te onttrekken dan strikt noodig is b. vivres aan hunne bestemming te onttrekken. Wordt daartoe toch overgegaan dan moet de reden daarvan onmiddellijk schriftelijk gemeld worden door tusschenkomst van den djoeragan van het betrokken vaartuig (patrouillecomman dant). Aanbeveling verdient het, vooral voor afdeelingen van ge-

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indische Militair Tijdschrift - Extra Bijlagen | 1911 | | pagina 179