170 4. Bij wanbetaling van opgelegde boeten, dan wel om andere door het civiel bestuur opgegeven redenen, kunnen in overleg met dat bestuur mannelijke personen ter gijzeling in arrest worden genomen. Behandeling der bevolking. 5. De bevolking behoort menschlievend te worden behandeld en van militaire zijde, waar mogelijk, hulp en steun te ontvangen tegen de bendehoofden en benden, die ten koste der bevolking leven en deze brandschatten. Het streven moet te allen tijde zijn, rust en veiligheid geen angst onder de bevolking te brengen. 6. Het verbranden of vernielen van doesoens, bede- of woon huizen en andere eigendommen der bevolking, is verboden. Zelfs optredende in verlaten streken, mogen alleen tijdelijke verblijven buiten de doesoens van bendehoofden en hunne benden, alsmede loodsen en gebouwen binnen vijandelijke versterkingen, worden verbrand. 7. Schuilplaatsen van benden of tijdelijke wijkplaatsen van uitgewekenen moeten worden vernield en opgeruimd. Over alle voorraden in die nederzettingen mag ten behoeve van den troep worden beschikt. Voorraadschuren buiten de doesoens gelegen, zoodanig, dat de benden zich uit de daarin opgelegde voorraden kunnen voor zien, moeten worden opgeruimd, nadat de bevolking in de gelegenheid gesteld is, de voorraden weg te halen binnen, waar mogelijk, in overleg met den betrokken besturenden ambtenaar, een in billijkheid te stellen termijn. Wordt daarvan geen gebruik gemaakt, dan moeten die voor raden worden vernietigd, c. q. nadat de troep zich van het noodige heeft voorzien. 8. Het aanleggen van ladangs op grooten afstand van de doesoens is zonder schriftelijke vergunning van den betrokken besturenden ambtenaar, verboden. Kan die vergunning door den occupant niet worden vertoond, dan wordt de ladang zooveel mogelijk vernield, de schuldige gearresteerd en aan het plaatselijk bestuur overgegeven.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indische Militair Tijdschrift - Extra Bijlagen | 1911 | | pagina 182