Bijlage: IX,
Instructie Door den Commandant der in hei Djambische ageerende fïlareehausee-
Compagnie met eenige aanteekeningen betreffende de noornaamste bendehoofden,
le. Den Commandant der Marechaussee-compagnie wordt in
de eerste plaats opgedragen de onschadelijkmaking der hierna
te noemen nog vijandige grooten met hunnen aanhang, behoo-
rende tot den Kraton adel:
1. De Pangeran Ratoe, zoon van wijlen Sultan Taha.
2. Raden Mat Tahir, zoon van wijlen Pangeran Koesin, vroe
gere apanagehouder in het Sekamisgebied.
3. Raden Hamza, zoon van Pangeran Ojoh, vroeger woonachtig
te Rantau Ikir in het Djoedjoehangebied.
4. Pangeran Hadji Oemar, schoonzoon van wijlen Pangeran
Temenggoeng, het laatste hoofd van den Kedipan adel. De drie
eerstgenoemde behooren tot den Kraton adel.
2. Voorts komen nog in aanmerking om onschadelijk ge
maakt te worden indien de gelegenheid daarvoor gunstig is en
zonder dat afbreuk gedaan wordt aan het hoofddoel.
a. Pangeran Singo, zoon van wijlen Pangeran Dipo, die een
halfbroeder van Taha was.
b. De beide broeders van Raden Mat Tahir, Raden Seman
en Raden Achmad.
c. Raden Drahim Koewat (behoorende tot de Soekoe radja 40)
en schoonvader van den Pangeran Ratoe.
d. Pangeran Seman, broeder van Pangeran Hadji Oemar.
e. Pangeran Ojot, vader van Raden Hamza (zie 3 hiervoren)-
f. Raden Singkawang, zoon van wijlen Pangeran Hassan.
g. Raden Santoen, schoonzoon van wijlen Pangeran Hassan,
benevens nog eenige radens van minder aanbelang, waaromtrent
inlichtingen te bekomen zijn bij het civiel bestuur en een paar
kleine bendehoofden waaronder Ngebei Manan en Kedemang
Djoempal het meest op den voorgrond treden.
3. Voor wat betreft de onder a t/m. g. genoemde personen