Bijlage X,
Snstructie uoor den Commandant nan de marechaussee-Compagnie
uan het 2de Bataljon Snfanterie.
1. Na het vertrek van den staf van het 2de Bataljon Infan
terie wordt de Compagnie een zelfstandig detachement van dat
korps en verhoudt zich de compagnies-commandant wat betreft
de actie en andere aangelegenheden, die niet rechtstreeks met
den korpscommandant of het Departement van Oorlog worden
behandeld, onmiddellijk tot den Gewestelijk Militairen Comman
dant van Palembang.
2. Als vaste standplaatsen van de Compagnie worden voor-
loopig aangewezen Moeara Tebo en Pelajang; de administratie
wordt gevoerd op eerstgenoemde plaats, zijnde dit tevens de
standplaats van den Commandant.
3. De Commandant is, onder nadere goedkeuring van den
Gewestelijk Militairen Commandant, bevoegd, verandering te
brengen in de legering zijner Compagnie, als hij dit in het
belang der actie noodig oordeelt.
4. De Compagnie wordt verpleegd op den voet van het voe
dingstarief vastgesteld bij Gouvernementsbesluit van 13 Mei
1905, No. 39, met dien verstande, dat geen menage behoeft te
worden gevoerd en de Commandant desverkiezende bevoegd is
in plaats van vivres in natura, de voor dat gewest vastgestelde
vivresindemniteit uit te keeren. Hij is in ieder geval verant
woordelijk dat de troep goed wordt gevoed dan wel zich goed
voedt.
5. De taak der Compagnie is in de eerste plaats het onscha
delijk maken van alle vijandige elementen, die zich in dit
gewest ophouden of zich daarin zullen voordoen. Hiertoe wordt
behoudens de noodige veranderingen, verwezen naar de instructie
van den Commandant vastgesteld op den 20en Maart 1906.
6. Het gebied van actie der Compagnie omvat alle patrouille-
gebieden in het Djambische; dit noodig oordeelende kunnen zelfs