37 zware verliezende Infanterie beantwoordde dit vuur echter niet en rukte langs de rivier vooruit tot zij ten 6 ure n.m. in de lijn Yobokurinshi-Koreishi voor 't eerst het vuur opende. Ten 6,30 n. m. was bij Koreishi het vuur aan beide zijden zeer hevig. De vijand bood in zijne schuilplaatsen veel en hard- nekkigen tegenstand en nam in aantal toe, tot hij ten slotte overmachtig werd. Des ondanks bleef onze Infanterie voortgaan, bezette even na 7 ure n. m. 's vijands positie en bleef doorgaan met den aanval op den heuvel 700 M. Zuid West van Yobokurinshi. Door de duisternis werd toen aan het gevecht een einde gemaakt. Omstreeks dezen tijd kwam het 3de Regiment, den voortmarsch van het Regiment ziende, de vuurlinie versterken en concen treerde het vuur op den heuvel West van Shukahoshi. De vijand hield echter hardnekkig stand en 8,30 n. m waren onze troepen door de duisternis verplicht het vuur te staken. Generaal Watanabe besloot den nacht in de stellingen te doen doorbrengen. De linkervleugel had geen poging tot vooruitrukken gedaan en bracht eveneens den nacht in de stellingen door. De Divisie Commandant betrok het hoofdwartier te Kutsukahoshi. De afdeeling van de Garde Divisie die op de linkerflank verkende, bleef te Kyokarei en had daar alleen voeling met enkele kleine patrouilles. De 2de en de Garde Divisie slaagden er dus niet in den aanval tot het einde toe door te zetten, zij betrokken de kwartieren en maakten 'tplan den volgenden dag verder aan te vallen. De Commandant van het 1ste Leger bevond zich van af 7 uur v. m. te Matenrei en nam waar. Hij kon slechts zien het front van de 2de Divisie en een deel der Garde Divisie. De gemeenschap werd dikwijls verbroken, de berichten ondervonden dientengevolge veel vertraging, zoodat de leiding dus zeer moeilijk was. 1 Augustus. Met het aanbreken van den dag begonnen wij den aanval van verschillende zijden. De vijand trok terug, er werd niet veel gestreden. De 12de Divisie bezette Rokanrei en den heuvel

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indische Militair Tijdschrift - Extra Bijlagen | 1911 | | pagina 239