Reden tot ontevredenheid leverde verder de houding van de
Badoengsche Vorsten in zake een strandroof, die nabij de Ba-
doengsche ankerplaats Sanoer plaats had. Daar deze roof de
voornaamste aanleiding is geweest tot het uitzenden der Bali-
expeditie in 1906, zal de loop dezer gebeurtenis meer in bijzon
derheden worden behandeld.
Op den 27sten Mei 1904 strandde nabij genoemde ankerplaats het
te Bandjermasin thuis behoorende schoenerschip „Sri Koemala."
Te vergeefs riep de eigenaar de hulp van den poenggawa
van Sanoer in, om het schip te doen bewaken, waartoe dit hoofd,
volgens het met den vorst gesloten contract, verplicht was.
Daarom geschiedde de bewaking door de opvarenden zelf, doch
in den nacht volgende op de stranding kwamen honderden Baliërs
aan boord die, behalve verschillende andere zaken, de ijzeren
geldkist en een groote hoeveelheid Chineesche duiten ontvreemd
den. Ook den volgenden dag, bij de lossing, eigenden zij zich,onder
voorgeven van hulp te verleenen bij de ontscheping, alles toe,
wat van hunne gading was.
Op het verstrekken van eenige koelies na, werd door het
zelfbestuur van Badoeng noch hulp verleend noch toezicht op
het reddingswerk uitgeoefend. De eigenaar van het schip wendde
zich daarom tot den Resident, die door den ambtenaar bij het
bureau voor Inlandsche zaken een plaatselijk onderzoek deed
instellen, waarbij bewezen werd, dat de beweerde ontvreemding
zoowel van contanten en goederen, als van huidkoper en want,
inderdaad had plaats gehad, waarvan echter alleen deze laatste
door den vorst werd erkend, en voorts vastgesteld werd, dat
het wrak gesloopt was op last van Goesti Ngoerah Gde Kasiman,
terwijl het daarvan afkomstige hout en ijzerwerk grootendeels
ondergebracht waren in de desa Blaoeng (Badoeng).
Aangezien uit het geheele onderzoek bleek, dat de berooving
had kunnen worden voorkomen, indien de vorsten van Badoeng
de bepalingen van de met hen in zake strandroof gesloten
overeenkomst hadden opgevolgd, in 't bijzonder die betreffende
hun verplichting om alle mogelijke hulp te verleenen bij schip
breuken op de kusten van hun rijk, en om van dergelijke rampen
ten spoedigste kennis te geven, stelde de gewestelijke bestuurder
de Regeering met het resultaat van het gehouden onderzoek in