6 kennis en deed hij het voorstel om de zelfbestuurders voor de gevolgen van dit plichtsverzuim aansprakelijk te stellen, en hun de vergoeding op te leggen van de schade door den eige naar van het schip geleden, welke op 3000 rijksdaalders werd begroot. Toen hierop in November 1904 de Regeeringsmachtiging was verleend, maakte de Resident in de 2e helft van December van zijn tijdelijk verblijf ter hoofdplaats van Badoeng gebruik, om deze quaestie ter sprake te brengen, nadat de vorsten het nieuwe verdrag betreffende de afschaffing van de weduwenverbranding hadden onderteekend. Het voorgevallene werd uitvoerig met het zelfbestuur besproken; hunne tekortkomingen in deze aangelegenheid duidelijk uiteengezet en ten slotte de bovenomschreven eisch tot schadevergoeding gesteld, die ook volgens de heerschende Balische rechtsbegrippen, rechtmatig was. Daar, zoowel in deze, als in eene nadere met de radja's en landsgrooten ter zake gehouden bijeenkomst, het zelfbestuur bleef weigeren aan den gestelden eisch te voldoen, voorgevende zich van geen schuld bewust te zijn, werd den vorsten schriftelijk te kennen gegeven, dat de schadeloosstelling uiterlijk den 5den Januari 1905 te Singaradja moest voldaan zijn en dat wanneer zij in gebreke bleven hieraan gevolg te geven, dwangmaatregelen zouden worden toegepast, waarvan de kosten voor hunne rekening zouden komen. Twee dagen later antwoordden de radja's, dat hunne onder- hoorigen beweerden de diefstallen niet te hebben gepleegd, waarom zij niet genegen waren de schadeloosstelling te betalen; verder stelden zij voor, om den eigenaar van den schoener met zijne vordering te verwijzen naar den Badoengschen raad van Kerta's. In dit voorstel kon natuurlijk niet getreden worden, niet alleen wijl een dergelijke behandeling van de zaak weinig waarborgen opleverde voor eene goede rechtsbedoeling, maar de Regeering hierdoor ook een bewijs van zwakheid tegenover het Inland- sche Vorstenbestuur zou geven, waarvan ook de overige zelf bestuurders, in voorkomende omstandigheden, niet nalaten zou den partij te trekken. Bovendien zou de Regeering, door het

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indische Militair Tijdschrift - Extra Bijlagen | 1911 | | pagina 326