8
er op, dat de vorsten zich op gewapend verzet voorbereidden.
Zoo werd op den 27sten Februari eene wapenschouwing op uit
gebreide schaal ter hoofdplaats gehouden, om zekerheid te er
langen dat de mannelijke bevolking zich gewapend had, de wapens
te doen zegenen en de gewapenden tot krachtig verzet aan te
sporen.
Den 28sten Februari werd den radja's medegedeeld, dat spoe
dig een der gouvernementsstoomers zou vervangen worden door
Hr. Ms. Flottieljevaartuig „Mataram" en dat van af den datum
van aankomst van dit schip in de wateren van Badoeng, de aan
het gouvernement verschuldigde blokkadekosten 600 per dag
zouden bedragen. Hierop gaven de vorsten te kennen, dat on
danks het vroeger daartegen bij den vertegenwoordiger der Re
geering ingediend protest, niettemin werd voortgegaan met de
afsluiting van hun land, zonder dat rekening gehouden werd met de
bevolking die hiervan de nadeelen ondervond, en zij eindigden hun
schrijven met het verzoek, dat de blokkeerende schepen spoedig
mochten worden teruggeroepen. Het antwoord hierop luidde, dat
aan het verzoek der vorsten zou worden gevolg gegeven, zoodra
zij aan het verlangen der Regeering zouden hebben voldaan.
Meer en meer werd het der Indische Regeering duidelijk dat bij
den gebleken bepaalden onwil van de vorsten, om zich aan den
rechtmatigen eisch te onderwerpen, het uitzicht op eene min
nelijke schikking van de quaestie gering was. Toch wenschte
zij geen enkel middel onbeproefd te laten, om daartoe alsnog te
geraken. Met dit doel, droeg zij, aan het lid in den Raad van
Nederlandsch-Indië, den heer F. A. Liefrinck, op, zich naar Bali
te begeven, en na aldaar plaatselijk den toestand te hebben nage
gaan en besprekingen te hebben gehouden met den Resident van
het gewest, de bestuurders van Badoeng, en zoo noodig ook met
die van de overige landschappen op dat eiland, ter zake een ver
slag uit te brengen en voorstellen aan de Regeering te doen.
Ook tegenover dezen, door zijn vroeger langdurig verblijf
op dat eiland volledig op de hoogte der Balische toestan.
den zijnden, Hoofdambtenaar, bleef het zelfbestuur van Badoeng
zijn van den aanvang af ingenomen standpunt handhaven,
door n. 1. alle schuld van zich af te werpen en te volharden
bij zijn beweren geen straf te hebben verdiend, en zulks niet-