13
De resultaten van het onderzoek daarop door den Déwa Agoeng
ingesteld, bleken geheel af te wijken van de inlichtingen door den
stedehouder van Gianjar verkregen en daar beide bestuurders en
de bij de gehouden samenkomsten aanwezige grooten van meening
waren, dat zonder onze tusschenkomst geene bevredigende op
lossing te verkrijgen zou zijn, deden zij het verzoek om de klachten
door den controleur bij het bureau voor Inlandsche zaken in hunne
tegenwoordigheid of van hunne gevolmachtigden, bijgestaan door
djaksa's en pedanda's kerta, te doen nagaan, en de schuldigen door
de betrokken rechtbanken te doen veroordeelen.
Dit verzoek werd ingewilligd, doch daarbij tevens den Déwa
Agoeng aangezegd om zijn goeden wil te toonen, door de onmid
dellijke invrijheidstelling van de vijf te Pajangan gevangen gehou
den personen en door de uitlevering van G-oesti Poewadji en
Goesti Njoman Pateng, uitgeweken Gianjarsche grooten, waarvan
de eerste de hoofdpersoon was geweest bij een, in den aanvang
van 1905, in Gianjar beraamden opstand, en de tweede zich schul
dig had gemaakt aan diefstal van verschillende kostbaarheden
ten nadeele van den poenggawa van Blahbatoe.
Einde December werden de kwesties tusschen de onderhoorigen
van Gianjar en Pajangan tot genoegen van beide partijen berecht.
De schuldigen werden echter niet uitgeleverd, doch van het zelf
bestuur van Kloengkoeng de stellige verzekering ontvangen, dat
ijverig naar die lieden gezocht werd.
Aan het verzoek tot opvatting van de hierboven genoemde
Goesti's werd evenmin voldaan. Een en ander was echter meer
te wijten aan onmacht om zijn gezag in de enclaves te doen gelden,
dan aan onwil van de zijde van den Déwa Agoeng.
Hieraan ook moet het worden toegeschreven, dat, in weerwil
van herhaalde vertoogen onzerzijds, van uit de enclaves Ahean-
semal en Si bang werd voortgegaan met het invoeren van artikelen
bestemd voor Badoeng.
Ook de vorsten van Tabanan en Bangli bleven, niettegenstaande
daarop bij herhaling werd aangedrongen, weigerachtig om te
voldoen aan ons verlangen tot het uitleveren van bepaalde per
sonen, die hetzij te Singaradja hadden terecht gestaan en daarna
de vlucht genomen hadden naar hun gebied, dan wel zich
aan een misdrijf in Boeleleng hadden schuldig gemaakt en daar