15
Resident niet kon ontvangendat het bezoek in het geheel
niet noodig was, en dat het voldoende was wanneer er gevol
machtigden naar de grens in kwestie werden gezonden.
Ook in ander opzicht ontstonden kort daarop nieuwe moei
lijkheden met Bangli. In de tweede helft van Maart n.l. werd
het buiten Gianjar, in het aan Kloengkoeng onderhoorige dis
trict Tampaksiring, gelegen gedeelte van de Pedjeng-leid.ing,
op drie plaatsen, omstreeks een K. M. van de Gianjarsche grens
verwijderd moedwillig beschadigd, zoodat al het bevloeiingswater
door de in den buitenwand gemaakte opening naar de Pekrisan-
rivier terugliep. Daar het water voor de bevloeiing van de
sawah 's van Gianjar hoog noodig was, werd de leiding dooi
de daarbij betrokken Soebaklieden hersteld, doch onmiddellijk
daarna werd het voltooide werk weüer moedwillig vernield.
"Volgens een door het Gianjarsche bestuur ingesteld onderzoek,
was een en ander geschied op last van den radja van Bangli, door
zijne aan de overzijde van de rivier, in de desa Petak, woonach
tige onderhoorigen, waarschijnlijk op aanstoken van een tweetal
Gianjareezen, die omstreeks twee jaren te voren, wegens een ten
nadeele van den poenggawa van Oeboedgepleegden diefstal, gevan
gen genomen, doch later ontvlucht waren en zich in Bangii
onder bescherming van den vorst van dat rijk gesteld
hadden.
Door de beschadiging van de leiding waren 1500 bouws
verstoken van water en juist in een tijd, dat dit voor den rijst
bouw niet ontbeerd kon worden.
Korten tijd later bleek de Sianganleiding doorgestoken te
zijn, en naar luid van ingekomen berichten, zou ook hierin de
vorst van Bangli de hand gehad hebben.
Toen Gianjareezen trachtten de leiding te herstellen, werd
hun dit door lieden uit Bangli belet.
Indertijd, toen beide genoemde leidingen, aftappingen van de
Pekrisan-rivier, werden aangelegd, vielen zij geheel binnen het
grondgebied van Gianjar. Ten tijde van de vernielingen lag
daarvan echter een gedeelte op het gebied van Tampaksiring
(enclave van Kloengkoeng) en op dat van Bangli, wijl eerstge
noemde enclave zich inmiddels van Gianjar afgescheiden en
onder het bestuur van den Déwa Agoeng had gesteld, en door