18
digde leidingen onverwijld te doen herstellen en de schade door
de vernieling daarvan geleden te vergoeden, repte hij in het
geheel niet. Een nader over deze aangelegenheid handelend
schrijven wees er op, dat de vorst het er op toelegde, om de
afdoening daarvan op de lange baan te schuiven.
De Gianjarsche Soebakhoofden, betrokken in bovenbedoelde
quaestie betreffende de offerfeesten, ter zake gehoord, verklaar
den onder aanbod van eede, dat inderdaad geen offeranden ge
bracht waren geworden, omdat verzuimd was hun tijdig in
kennis te stellen met den datum, waarop de feesten zouden
worden gehouden en toen dit eindelijk geschiedde, het hun
niet meer mogelijk was de voorgeschreven offeranden gereed
te maken.
Naar aanleiding hiervan hadden zij de Banglische Soebak
hoofden aangeboden, om de door hen te leveren bijdragen in
geld op te brengen, waarmede deze genoegen hadden genomen.
Aangezien het vastgestelde bedrag nog vóór de viering van de
feesten was afgedragen, vermeenden de Gianjarsche hoofden,
terecht, geenszins in gebreke te zijn geweest.
Intusschen was in den politieken toestand van Badoeng geen
wijziging gekomen. Het zelfbestuur bleef hardnekkig weige
ren aan den door het Gouvernement gestelden eisch te voldoen,
in welke houding het krachtig werd gesteund door Tabanan,
dat bleef voortgaan met dat landschap handel te drijven.
Daar de radja van Tabanan, ook na een tot hem gericht
schrijven, waarbij hij namens de Regeering gewezen werd op
de gevolgen, welke voor hem en zijn rijk konden voortsprui
ten uit een verder samengaan met Badoeng, weigerde veran
dering te brengen in de door hem aangenomen gedragslijn, wer
den door de Regeering bij Staatsblad 1906 No. 234 ten aanzien
van Tabanan dezelfde beperkende bepalingen op den in- en uit
voer vastgesteld als voor Badoeng waren afgekondigd, terwijl
de daaruit voortvloeiende meerdere kosten voor versterking der
politie aan de landgrens van het gouvernementsgebied, ten be
drage van 200.— 's maands, ten laste van dat landschap zou
den komen.
Bij wijze van représaille verbood daarop de radja van Taba-