19
nan zijnen onderhoorigen handel te drijven met Boeleleng, aan
welk verbod echter niet streng de hand gehouden werd.
De vorst van Bangli beantwoordde de hem gedane mededee-
ling omtrent de afsluiting van Tabanan, met een verzoek om
ingelicht te worden aangaande de redenen, die de Regeering tot
het treffen van dezen maatregel hadden genoopt.
Daar de loop, dien de gebeurtenissen op Bali namen, de waar
schijnlijkheid meer en meer deed toenemen, dat wij in de naas
te toekomst aldaar tot eene gewapende interventie zouden wor
den gedwongen, en de Regeering het geraden achtte op alle
gebeurlijkheden voorbereid te zijn, werd in het begin van de
maand April 1906 het Legerbestuur uitgenoodigd, alles voor
eene eventueele expeditie naar dat eiland in gereedheid te bren
gen. Tevens werd machtiging verleend om een Stafofficier
daarheen te zenden, voor het verzamelen van gegevens van mi
litairen aard. Hiervoor werd aangewezen de Kapitein van den
Generalen Staf S. H. Schutstal van Woudenbergdie in dezelfde
maand zijne taak aldaar aanvaardde.
Den 30sten Mei 1906 ontving de Resident te Singaradja be
richt, dat de Boegineezen, gevestigd op het tot Badoeng be-
hoorende eiland Serangan, eenstemmig besloten hadden om zich
aan de zijde van het gouvernement te scharen, wanneer even
tueel eene militaire expeditie mocht worden uitgezonden. Ver
der dat de vorst van Badoeng, nadat dit besluit te zijner ken
nis was gekomen, de eilandbewoners had bevolen hunne vrou
wen en kinderen naar de hoofdplaats over te brengen, welke
lastgeving was beantwoord met de mededeeling, dat men lie
ver echtgenoote en kroost om het leven zou brengen, dan ge
volg te geven aan 's vorsten bevel.
Bevreesd zijnde voor de gevolgen hunner handeling hadden
deze lieden zich gewend tot den commandant van het blokkee-
rende oorlogsschip, met het verzoek de hulp en de bescherming van
de marine te mogen inroepen, voor het geval eene mogelijke wraak
oefening van de zijde van het zelfbestuur mocht plaatshebben.
Aan dit verzoek werd in zooverre voldaan, dat de comman