30 - Het overblijvende gedeelte van de compagnie bleef gelegerd te Singaradja, alwaar voor baar barakken werden opgericht. Toen later bleek, dat van uit Moendoeq het Soeboeksche (van waar een bruikbaar pad naar Tabanan leidt) eerst na een langdurigen vermoeienden marsch te bereiken was, werd dit bivak den 5den Juli verplaatst naar en de bezetting verdeeld over Plapoean en Bengkel. Het bivak te Tamblang voldeed niet aan billijke eischen en werd daarom den lSden Juli naar Kajapoengaloe, even boven Klampoewah gelegen, overgebracht. Verder werd in dienzelfden tijd door de bevolking een Balei- bandjar (pendopo) geschikt gemaakt voer het verblijf van eene patrouille, waardoor zoo noodig ook de weg over Nampoe (Bangli) bewaakt kon worden. Einde Augustus onderging de samenstelling der detachementen op voorstel van den resident eenige verandering, voornamelijk met het oog op den hoogst gespannen toestand, waarin men langzamerhand ten opzichte van Tabanan was gekomen. Bij het begin van September was de observatie-compagnie verdeeld als volgt: 75 bajonetten te Singaradja; 50 bajonetten te Bengkel en Plapoean; 25 bajonetten te Git-Git. Naar aanleiding van de in den aanvang van September ont vangen Regeeringsopdracht tot spoedige uitzending der expeditie werd door het legerbestuur, in overleg met de Koninklijke Paketvaartmaatschappij, de datum van vertrek op den lOden dier maand vastgesteld. De expeditie werd door een Regeerings Commissaris vergezeld. Intusschen was afgezien van het oorspronkelijke voornemen, om tot beveiliging van het gouvernementsgebied Djembrana, aldaar tijdens de expeditie eene troepenafdeeling te legeren. Bij nadere overweging toch was men toe het beluit gekomen, dat invallen van de ons vijandige landschappen in dit gebied weinig te vreezen waren, gelet op den betrekkelijk grooten onderlingen afstand, den toestand der verkeerswegen en de geringe getal sterkte der bevolking in het Zuid-Westelijk gedeelte van Tabanan.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indische Militair Tijdschrift - Extra Bijlagen | 1911 | | pagina 350