37 Tijdens bovenstaande conferentie voegde de assistent-resident H. J. E. F. Schwartz zich bij den Staf der expeditie, zijnde hij met het oog op politieke aanrakingen met de zelfbesturende rijkjes toegevoegd aan den expeditiecommandant. Ten 5 uur n. m. werd het hoogergenoemde ultimatum naar den wal gebracht en den volgenden dag uitvoering gegeven aan de hierboven vermelde demonstratie. De assistent-resident Schwartz ging mede om voor de ontscheping van de bezet tingscompagnie van Gianjar met behulp van inlandsche prauwen het noodige te verrichten, en de legering en verpleging dier compagnie te bespreken met den Stedehouder van dat rijk. Bepaald werd, dat die compagnie ter hoofdplaats gelegerd zou worden. Zij ontving de opdracht om de bevolking in bovengenoemd landschap te steunen bij het keeren van mogelijke invallen uit de naburige staatjes en hulp te verleenen aan den Intendant der expeditie, of aan op diens last uitgezonden personen, bij het inhuren van draagkrachten, geleiders, inkoopen van vivres enz., en in het algemeen aan een ieder, die ten behoeve van de expeditionnaire troepenmacht in Gianjar voorzieningen zou moeten treffen. Alleen, wanneer haar eigen veiligheid bedreigd zou worden, was haar offensief optreden veroorloofd. Om bovenstaande taak naar behooren te kunnen uitvoeren was de commandant gemachtigd om met een gedeelte der be zetting zich buiten zijne standplaats te begeven; daarbij echter steeds zijne macht afgescheiden houdende van mogelijk door Gianjar bijeen te brengen hulptroepen, aan welke de eigenlijke grensbewaking moest worden overgelaten. Dien zelfden dag werd door den Chef van den Staf eene ver kenning gemaakt van de landingsplaats en naaste omgeving. Deze plaats bleek slechts 100 M. breed te zijn, aan beide zijden door branding begrensd; versterkingen waren daar en ook meer landinwaarts niet aangelegd. De bevolking werkte op de sawah's, terwijl reeds den vorigen dag het hoofd van Sanoer zich bij den commandant van Hr. Ms. Koetei had aangemeld en te kennen gegeven, daÊ\in zijn kampong geen vijandelijk heden gepleegd zouden worden. Door de zorg van den Commandant der expeditionnaire zee-

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indische Militair Tijdschrift - Extra Bijlagen | 1911 | | pagina 357