38
macht, waren onmiddellijk na aankomst ter plaatse de noodige
maatregelen getroffen voor de bebakening van het naar de lan
dingsplaats voerende gedeelte der reede.
Des ochtends kwam de op Bali bescheiden kapitein van den
Generalen Staf aan en deelde mede, dat volgens spionnenbe-
richten het hoofd van Sanoer ons met hulptroepen wenschte
te steunen en dat in Badoeng de wegen verbeterd zouden zijn om
popoetans mogelijk te maken.
Het stoomschip „Tegal" werd 's ochtends ten 10 uur uitgezonden
tot het afhalen der te Ketewel samengebrachte bivak-materialen.
Des avonds om 6.30 uur keerden de voor Lebih gestation-
neerde schepen terug. Tengevolge van de vrij onstuimige zee
was de landing van de observatieoompagnie van Gianjar niet
zeer vlot van stapel geloopen, doch ten slotte was zij in haar
geheel aan wal gekomen zonder dat daarbij ongevallen hadden
plaats gehad.
Toen om 8.30 uur n.m. een weigerend antwoord ontvangen
was op het aan Badoeng gerichte ultimatum, werd bepaald dat
de landing den volgenden dag (14 September) zou plaats hebben.
Aan de commandanten der infanteriebataljons en de chefs van
expeditionnaire wapens en diensten werden de in den loop van den
dag opgemaakte landingsbevelen (Bijlagen X en XI) uitgereikt,
terwijl de Dagorder (Bijlage IX) hun reeds te voren was ter
hand gesteld.
Aan den commandant der expeditionnaire genie werd opge
dragen onmiddellijk een aanvang te doen maken met het in
elkander zetten der drijver vlotten en zorg te dragen, dat met
het 2de échelon een seinbrigade van de genie aan den wal werd
gezet, ten einde de verbinding tusschen den Intendant der
expeditie en den wal te onderhouden.
Verder werden aan elk der drie landingsdivisiën van Kr. Ms.
Koningin Wilhelmina, Hr. Ms. Zeeland en Hr. Ms. de Ruijter,
10 dwangarbeiders van den algemeenen trein toegevoegd voor het
dragen van 4 brancards. Daar de sterkte der divisiën geringer
was dan die van de compagnieën der landmacht, werd dit aantal
brancards voldoende geacht.
Onmiddellijk na de landing van het 3e échelon zou de intendant