61 bijgegaan, ia de lijn door het 18e bataljon ingenomen, waarna beide korpsen, het onderling verband goed onderhoudende, met groote voortvarendheid de beweging in Z. richting tegen de hoofdpoeri voortzetten. Inmiddels hadden ook de artillerie en de reserve de voor- waartsche beweging gevolgd. Eerstbedoelde afdeeling werd daarbij in de nabijheid van den driesprong, uit een zijgang, plotseling aangevallen door een klein aantal vijanden, die door de bedekking en enkele kanonniers neergelegd werden vóórdat zij ons verliezen hadden kunnen toebrengen. Op gelijke wijze werd de voorste afdeeling van de reserve, bij aankomst op bedoeld punt, door een vijftal vijanden besprongen, die eveneens door vuur of met het blanke wapen onschadelijk werden gemaakt. Even vóórdat de bevelhebber met de reserve nabij den drie sprong aankwam, werd vernomen, dat de bende die op dat punt met de troepen in botsing was gekomen, had bestaan uit den vorst van Badoeng (Dènpasar) met familieleden, vrouwen, voornaamste hoofden en verderen aanhang. Wars van toenade ring tot het gouvernement, hadden zij, geen andere uitkomst ziende, volgens landsgebruik in een laatsten wanhopigen strijd, den dood gezocht. Het stoffelijk overschot van den vorst werd onder de geval lenen aangetroffen en medegevoerd. Tevens werden de wapens van de verslagenen verzameld, en werd voor zoover zulks bij den beperkten tijd mogelijk was, aan de gewonde Baliërs de eerste geneeskundige hulp verleend. Bij den verderen opmarsch tegen de poeri van Dènpasar, noch bij het binnendringen van deze werd verder verzet onder vonden. Afdeelingen van het 18e bataljon bezetten de noorde lijkste vakken daarvan, nadat de genietroepen aan die zijde, in den ruim 3 M. hoogen ringmuur, met behulp van spring middelen een bres hadden gemaakt. In het Zuidelijk gedeelte van de poeri stonden op dat oogen- blik de gebouwen in enkele vakken in brand, terwijl ook sommige nabijgelegen djro's aan die zijde in vlammen opgingen. Daar de brand zich uitbreidde in een richting tegengesteld aan die van den wind en ontstond op plaatsen, welke nog niet door onze troepen waren betreden, moet de oorzaak hiervan ver-

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indische Militair Tijdschrift - Extra Bijlagen | 1911 | | pagina 381