68 zouden verstoomen naar de reede van Jehgangga, alwaar alle voorbereidende maatregelen zouden worden getroffen voor eene eventueele beschieting van Tabanan, terwijl tevens de moge lijkheid zou nagegaan worden om aldaar de benoodigdheden voor de naar dat rijk te zenden troepenmacht te ontschepen. Ingevolge deze bevelen was de beschikbare vloot den volgen den dag op de aangewezen plaats vereenigd, en bleek de hevige branding aldaar een onoverkomenlijk beletsel te zijn tegen den voorgenomen opvoer langs dien weg. De vereischte plaatsbe palingen werden ten uitvoer gebracht, ten deele op inlichtingen verkregen van den Assistent-Resident; voor de beschieting moest een nadere lastgeving van den bevelhebber worden afgewacht. Het lag in de bedoeling om, indien een bombardement van Tabanan noodzakelijk zou worden geoordeeld, tijdens den op- marsch daarheen, een tiental schoten in de richting van de hoofdplaats af te geven, welker trefpunten door spionnen zou den worden opgenomen, terwijl daarop het vuur zou worden gecorrigeerd. Veel waarde was, uit een artilleristisch oogpunt, aan eene 'dergelijke beschieting niet te hechten, maar naar vermeend werd, zou hierdoor in ieder geval een moreelen druk worden uitgeoefend op den vorst en de bevolking. De latei- verkregen inlichtingen wezen er op, dat inderdaad de enkele projectielen, die tijdens de beschieting in de nabijheid van de hoofdplaats neerkwamen, groote vrees onder de bevolking heb ben veroorzaakt, en is het ook ongetwijfeld voor een deel daar aan toe te schrijven geweest, dat de vorst besloot zich onvoor waardelijk aan den wil van het gouvernement te onderwerpen. Sedert het vertrek van de hoofdmacht van de basis, was de gemeenschap met de vloot herhaaldelijk verbroken geweest tengevolge van de hevige branding. Daar echter meestal des morgens gedurende enkele uren gelegenheid tot debarkement bestond, werden hiervan geen nadeelige gevolgen ondervonden. De observatiecompagnie van Gianjar, was door bemiddeling van den stedehouder in de hoofdplaats van dat rijk naar be lmoren gelegerd. Zij patrouilleerde in den omtrek daarvan, doch van vijandige handelingen van de zijde der naburige rijkjes werd gedurende ons optreden in Badoeng, noch later, iets bespeurd.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indische Militair Tijdschrift - Extra Bijlagen | 1911 | | pagina 388