70 nen per snelvuurkanon. De cantinevoorraad zou gelijkelijk over de bivaks worden verdeeldde administratie daarvan werd den bivakcommandant te Dènpasar opgedragen. Yoor den transportdienst tusschen de bivaks en de werk zaamheden op de basis moest gebruik gemaakt worden van de dwangarbeiders, alsnog ter beschikking bij den algemeenen trein, en voor zooveel mogelijk van die, welke ingedeeld waren bij de achterblijvende afdeelingen, terwijl voorts, naar behoefte, vrije koelies zouden worden ingehuurd. Was men, in dit laatste opzicht, gedurende de eerste dagen aangewezen op Gianjareezen, die om de twee dagen werden vervangen, al spoedig stelden zich ook thl van Badoengers voor deze diensten beschikbaar. Langzamerhand verminderde daarom de inhuur van eerst- genoemde dragers, terwijl bovendien de dagloonen konden worden verminderd. Voor het verrichten van den transportdienst tusschen het stapel magazijn en de ageerende colonne werd de paardentrein bestemd. Daar de afstand Badoeng-Tabanan vrij aanzienlijk was, werd, ook om te voorkomen dat, bij eventueel te overwinnen tegen stand, met vermoeide troepen in uiterst moeilijk terrein zou moeten worden geageerd, besloten, dat traject in twee dagen af te leggen. In verband daarmede luidde het marschbevel voor den 26sten September als volgt: Afmarsch 7 uur v. m. richting Kapal. Indeeling der colonne: Cavalerie langs den weg vooruit. Voorhoede Commandant, de Commandant van het 20ste Bataljon Infanterie. 2 Compagnieën 20ste Bataljon. 1 sectie genietroepen. Hoofdcolonne tevens marschorde: 1 compagnie 20ste Bataljon, waarvan één peloton dekking artillerie de snelvuurbatterij; 1 sectie genietroepen; het 18e Bataljon Infanterie;

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indische Militair Tijdschrift - Extra Bijlagen | 1911 | | pagina 390