76 lende bivaks, met het oog op het voortdurend regenachtige weder, zooveel mogelijk verbeterd, en in verschillende richtingen patrouilles uitgezonden. Een dezer begaf zich naar de reede van Jehgangga, ten einde ook aan de landzijde een onderzoek naai den toestand van dat kustgedeelte in te stellen. De weg daar heen bleek, na de regens die in het afgeloopen etmaal gevallen waren, in zeer slechten staat te verkeeren. Het overtrekken van het diep ingesneden ravijn van de Toekad Empas was zeer bezwaarlijk, eensdeels door de steile hellingen der ravijnwanden waarvan de Westelijke met riviersteenen was belegd, anderdeels door de aanwezigheid van tal van groote steenen in het bed dei- rivier en den feilen stroom, hoewel de waterstand niet meer dan ■J M. bedroeg. Niettegenstaande de toestand van de zee gunstig kon genoemd worden, er was deining noch wind, stond er op de smalle strand- strook, aan de eene zijde begrensd door de monding van even- genoemde rivier, aan de andere door in zee uitstekende rotsen, zoo'n hevige branding dat de landing zelfs voor kleine inlandsche vaartuigen zeer bezwaarlijk werd geacht. Nu en dan was op een enkel punt de beweging der zee iets minder hevig, doch die oogenblikken van rust kwamen met zeer om egelmatige tusschen- poozen voor. Een twintigtal snel opeenvolgende rollers, werden bij herhaling waargenomen. De aan de kust aangetroffen inlandsche vaartuigen waren van de kleinste soort en ongeschikt om lading op te nemen. Het resultaat van het onderzoek was dan ook, dat van opvoer naar Tabanan over zee moest worden afgezien. Nadat in den loop van den dag kennis bekomen was van het overlijden van den vorst en diens wettigen zoon beiden pleeg den zelfmoord nadat hun hunne overbrenging na-ar Lombok was aangezegd werd den Assistent-Resident opgedragen, om in vereeniging met eenige rijksgrooten, de in de poeri van den vorst aanwezige goederen enz. te inventariseeren. Op een des morgens door dien bestuursambtenaar belegde vergadering van hoofden, waar allen tegenwoordig waren, met uitzondering van de poenggawa's van Blajoe en Marga, betuigden deze hun goeden wil om de door het gouvernement noodig geachte regelingen met den meesten spoed tot stand te brengen

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indische Militair Tijdschrift - Extra Bijlagen | 1911 | | pagina 396