500FD5TUK IV. Opmarsch naar en excursiën door Bangli en Kloengkoeng. Den 7n October des morgens om 7 uur begaven de nog te Tabanan aanwezige troepen, met uitzondering van de bezet tingscompagnie van het 11e Bataljon, zich op weg naar Dèn- pasar, het eerste marschdoel op den tocht naar Gianjar. Elk korps marcheerde op zich zelf met zijn eigen bagage- tiein. Het 20ste Bataljon volgde den weg over B. Anjar; de beide compagnieën van het 18e Bataljon, de compagnie van Boelelerig, een sectie genietroepen alsmede een deel van den paardentrein het grootste gedeelte hiervan en de landings divisie waren reeds vroeger naar Denpasar gezonden over Kediri. Hoewel dit laatste weggedeelte iets langer is dan dat over B. Anjar, verdient het toch als hoofdverbinding de voor keur, omdat daarin minder en gemakkelijker te overwinnen terreinhindernissen worden aangetroffen. Niettegenstaande de talrijke aangebrachte verbeteringen ver keerden de wegen in vrij slechten toestand, zoodat de marsch tot Kapal tamelijk lang duurde. Daar bezuiden deze plaats kortelings geen regen was gevallen, kon vandaar sneller door gemarcheerd worden en kwam de voorste afdeeling om 1 uur, de laatste om 3J uur n. m. in de poeri Dènpasar aan, alwaar het bivak werd betrokken. Hier bevonden zich ook reeds een der tijdelijk in Bringkit gelegerd geweest zijnde compagnieën van het 11e Bataljon (de andere was te Tabanan geplaatst) en het peloton cavalerie. Gedurende het verblijf aldaar werden aan de bezettingscompa gnieën van Boeleleng en Gianjar het volledige aantal dragers en het materieel voor den gevechtstrein toegewezen. Den 8n October werd de tocht voortgezet; thans echter maak ten ook de cavalerie en de snelvuurbatterij deel van de colonne uit. De compagnie van Boeleleng zou te Dènpasar een rust-

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indische Militair Tijdschrift - Extra Bijlagen | 1911 | | pagina 405