- 87
verder bestond gelegenheid tot reiniging in de rivier ten Oosten
van de kampong.
Uit een tactisch zoowel als uit een hygiënisch oogpunt was
de legeringsplaats zeer ongunstig gelegen; in beide opzichten
zou het de voorkeur verdiend hebben, dat de barakken opge
slagen waren geworden op het open, hooge terrein ten Oosten
van de kampong. Hiertegen had de stedehouder echter bezwa
ren geopperd met het oog op de aanwezigheid eener poera op
dat terrein en onder voorgeven, dat een verblijf aldaar, vol
gens het oordeel der Baliërs, onheil over hen zou brengen. Zooals
uit bijlage XIII moge blijken, werden maatregelen getroffen
om eventueele gevolgen van de minder gunstige ligging te veron-
zijdigen.
Bij aankomst te Gianjar waren de onderhandelingen met
de naburige rijkjes in vollen gang. De vorst van Kloengkoeng
had verlenging verzocht van den termijn binnen welken hij op
de hem gestelde eischen had te antwoorden en deze was hem
verleend. Zijn halfbroeder, Tjokorda Raka, verscheen den lOn
October voor den Regeeringscommissaris om met dezen verschil
lende aangelegenheden te bespreken.
De vorst van Bangli had geantwoord, dat hij onder bepaalde
voorwaarden wel genegen was een nieuw contract met de Regee
ring te sluitenwaarop hemeveneens op den lOn October—nog
maals drie dagen bedenktijd werden toegestaan, binnen welke
hij aan de hem schriftelijk kenbaar gemaakte wenschen van
het Gouvernement had te voldoen.
De eischen aan deze potentaten gesteld waren de volgende
1 het aangaan van een door de Regeering ontworpen nieuw
contract
2. inlevering van de vuurwapenen
3. het toelaten van de expeditionnaire macht binnen hun gebied;
4. het persoonlijk verschijnen van de vorsten met hunne
rijksgrooten te Gianjar, ten einde aldaar het nieuwe
contract te onderteekenen.
Bovendien was van Bangli nog geeischt, de uitlevering van
de, het. gouvernement vijandig gezinde, voornaamste raadgevers
van den vorst, Dewa Poeta Kandel en Ida Made Daoed, en
voorts afstand van de 10 desa's, vroeger behoord hebbende tot