128 melden van het kamponghoofd en van leden van het desabestuur bij den troepencommandant. Verder, dat aan vorderingen van dezen zooveel mogelijk wordt voldaan. 8e. Elk commandant is gehouden, om eene bij hem ingebrachte klacht omtrent wederrechtelijke handelingen, of daden van ge. weid, gepleegd door militairen of legervolgelingen, zoo spoedig mogelijk, en met den meesten ernst te onderzoeken. Steeds wordt van den uitslag daarvan een rapport opgesteld en t. g.t. aangeboden. 9e. Wanneer tot het innemen der vuurwapens wordt over gegaan, kunnen te voren, bij het stafbureau, inlichtingen wor den verkregen, omtrent de in de onderscheidene desa's aanwe zige geweren. Een goed middel, om het juiste aantal geweren te weten te komen, is gelegen in de registratie daarvan, en het daarna in het bezit der bevolking laten van die vuurwapens. Wordt op deze wijze gehandeld, hetgeen noodig kan zijn om de bevolking in staat te stellen zich te verweren tegen vijan delijke aanvallen, of om haar gelegenheid te geven het jacht bedrijf te blijven uitoefenen, dan moet haar tevens uitdrukkelijk worden voorgehouden, dat, afgescheiden van de eventueel aan de desa op te leggen boete, onmiddellijk tot het innemen van alle vuurwapens zal worden overgegaan, indien een vijandige handeling tegen ons wordt gepleegd, of de geweren geheel of gedeeltelijk ter beschikking van de partij van verzet worden gesteld. De aldus te registreeren geweren worden ingeschreven in een register waarvau het model zal worden aangegeven, terwij 1 zij door den geweermaker van een bepaalde letter en nummer worden voorzien. Waar de vuurwapens worden ingenomen, kunnen na bekomen machtiging van den bevelhebber, enkele vuurwapens ter be schikking blijven voor de hoofden.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indische Militair Tijdschrift - Extra Bijlagen | 1911 | | pagina 448