De overige troepen enz. landen in de volgorde in het landings bevel genoemd, naarmate de sloepen beschikbaar komen. 4e. De beide drijver vlotten worden zoo spoedig mogelijk langs zij van het s.s. Both gesleept en daarop onverwijld de op dat stoomschip aanwezige paarden met hunne geleiders inge scheept. Zoodra na de landing le en 2e echelon sloomsloepen beschikbaar komen, worden deze voor de drijver vlotten bestemd. 5e. Na landing der marinelandingsdivisie, zijn de daarvoor gebezigde sloepen en stoomsloepen ter beschikking van den Intendant ten wiens behoeve eene stoomsloep zal worden aan gewezen. Deze sloepen zullen zich melden aan het s.s. Both en zullen door hem worden aangewend, om achtereenvolgens te ontschepen: de noodrations, infanteriemunitie, vivres, officiersbagage en geniematerialen aan boord der schepen BaudCamphuijsde Klerk en Bothdaarbij zooveel mogelijk zorg dragende, dat eerstgenoemd stoomschip vóór 4 uur n. m. wordt afgedankt, het s.s. de Klerk zoo spoedig mogelijk naar Boeleleng kan worden gezonden tot het afhalen van den paardentrein. 138 - O H o O ja O l 5 Barkassen B 3 1 gesleept door een e °mP- 'van ae Hendrik en de stoomsloep van de lie Bat. Inf. Regentes eik 36 man Marine J sleep 2e Comp. 1 3 laadbooten elk 48 man I van, s' s' ®auc^ j 7 e 7 r. t jj- i- J. oa gesleept door stoom- lie Bat. Inf. j 1 reddingboot 34 gioep id. sleeP" T j In de gewapende sloepen en gesleept door 3 Landingsdivisien J 8toomsloep|n Jn de Mar£e. Een stoomsloep voor commandant en staf le echelon. [)e compagnieën hebben hun verbandgroep en koelies bij zich. Sleep 1 en 2. De genietroepen met bedienden, dwangarbeiders, bagage en reserveuitrusting. Sleep 5. Staf, adm., staf gen. sectie lie Bat. Inf. met bedienden en bagage. 4. 3e Comp. lie Bat. Inf. 7. 4e lie j met verbandgroep en koelies. 3. le 20e 6. Personeel veldhospitaal op s. s. Baud (22). Bedienden en bagage op s. s. Baud en Campbuijs. Een stoomsloep voor den Bevelhebber en Staf.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indische Militair Tijdschrift - Extra Bijlagen | 1911 | | pagina 453