5
vijanden op te nemen, vertoonden zich in den Zuid-Oostelijkeu
rand van den kampong eenige ongewapenden met een groote
witte vlag. Ik gaf daarop last den troep, waarbij ook ambulance
en trein zich aangesloten hadden, op het droge terrein voor de
kampongpoort, welke laatste intusschen reeds geheel vernield
was, te verzamelen.
Twee der bij mij aanwezige gidsen, ook voorzien van witte
vlaggen, werden vervolgens vooruitgezonden om te vernemen,
wat het uitsteken dier witte vlag beteekende. Het antwoord
hierop luidde, dat men niet meer wilde vechten.
Ik liet daarop weten, dat zulks goed was en dat men dus
bij mij kon komen om vergiffenis te vragen. Ik zou hunne on
derwerping in den kampong afwachten, waarbij dan tegelijker
tijd de wapens moesten worden ingeleverd; de geweren vijf
aan vijf gebonden.
Op meerdere plaatsen werden toen witte en Nederlandsche
vlaggen uitgestoken.
Ofschoon ik geen verraad vermoedde, gaf ik toch bevel be
hoedzaam den kampong binnen te gaan; het was toen 1 u. 55
min. 's middags. Met Luitenant Yastenou bevond ik mij, bij
het binnenrukken van den kampong, bij de voorste brigade.
De dichtbegroeide kampong bleek veel uitgestrekter te zijn
dan vermoed was. Het aantal huizen bedroeg zeker 300, wel
ke door nauwe gangen van hoogstens 1 1/2 M. breedte van el
kaar gescheiden waren.
Ongeveer 2 u. 25 min. n.m. waren wij, na door een vruch-
tentuin te zijn getrokken, bij den Noordelijken ingang van den
kampong. Hier werden op verren afstand in het gebergte sal
vo's gehoord; blijkbaar was de afdeeling Schouten dus ook op
den vijand gestooten.
Daar de door ons gevolgde weg vrij lastig was, vooral voor
den trein, had ik de beide volgende brigades, waarbij trein en
ambulance, te voren last gegeven wat meer naar het Westen,
een klappertuin, aan te houden en van daar de kampong bin
nen te gaan. De goed zichtbare missigit was als verzamel
plaats aangewezen.
Toen nu, met de voorste brigade de kampong van uit het
Noorden zou doorgetrokken worden, ontvingen wij plotseling