- 10 en van Tientsin naar Pukau van waar een stoompont over de Yang-Tsé de verbinding met de lijn Nanking—Chinkiang Shanghai zal verzekeren. Is het bestaande spoorwegnet nog zeer onvoldoende, het ver mogen is evenmin groot en niet overal hetzelfde. Terwijl b. v. op de lijn Hankou—Peking militaire treinen van 27 wagons kunnen rijden, zijn tusschen Peking en Mukden dergelijke treinen van slechts 16 wagons mogelijk. Voor het vervoer van eene Chineesche divisie op vredesvoet zijn 23 treinen a 27 wagons noodig, voor eene divisie op oorlogs voet 37 dergelijke treinen. Het inladen van deze troepen zal bij het thans (1909) beschikbare materieel, rekenende op 5 treinen per dag, ongeveer 8 dagen duren. De reis van Peking naar Mukden duurt 21/2 dag; die van Hankou naar Peking daarentegen 4 dagen, omdat hier met verminderde snelheid gereden moet worden. Voor het transport van eene oorlogssterke divisie van Han kou naar Mukden zal men dus op 15 dagen moeten rekenen. Hierbij moet in aanmerking genomen worden, dat alleen dan op eene geregelden spoorwegdienst gerekend kan worden, wan neer het Europeesche treinpersoneel in dienst blijft, terwijl in de maanden Juni, Juli en Augustus lang aanhoudende, zware regenbuien de baan Hankou—Peking meermalen onder water zetten en zoodanige schade aanrichten, dat de geheele lijn gedurende eene week onbruikbaar is. Voor troepenvervoer kunnen, in aansluiting met de spoorwe gen, waterwegen worden gebruikt; bijv. de troepen uit het noor den komende, kunnen, na te Hankou te zijn uitgeladen, met rivierstoomers, of anders met jonken en vlotten, die hier steeds in grooten getale op en neer gaan, stroomafwaarts langs de Jang- Tsé naar Nanking worden vervoerd, van waar zij per spoor in de richting van Shanghai kunnen gaan. Het groote kanaal Tientsin—Chinkiang—Suchou—Hangchou is wel voor het vervoer van voorraden van allerlei aard, doch niet voor troepenvervoer bruikbaar. 1) Het stuk TientsinTechou werd 1 April 1910 voor het verkeer geopend.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indische Militair Tijdschrift - Extra Bijlagen | 1911 | | pagina 536