41
doch open waren ze niet, konden op niets beslissen, waren
weinig mededeelzaam en gaven bij alles wat hun gevraagd werd
duidelijk blijk eerst nadere bevelen van Taha natuurlijk te
moeten vragen.
Wilde men alles in orde hebben, dan moest hieraan een einde
komen.
Toen de Resident van zijn reis te Djambi was teruggekeerd,
was de Pangeran Ratoe, die opgeroepen was, daar reeds aanwezig.
De samenkomst leidde nu tot de opheffing van zijn voogdij
schap en de bevestiging door het Gouvernement in zijn positie van
Pangeran Ratoe en als zoodanig van een der vooinaamste grooten.
Nu moest er een stap verder gedaan worden.
De Resident meende, dat thans het tijdstip was aangebroken,
om ook in de bovenlanden met het loopen van patrouilles een
aanvang te maken en directen dwang op Taha en Dipa Negara
uit te oefenen.
Afsluiting van de Tabir-monding werd hiervoor noodig geacht
en verder pogingen, om Taha en Dipa Negara in handen te
krijgen of wel uit hun gebied aan de Tabir te verdrijven.
Yoor afsluiting wenschte hij den „Tamiang" te bestemmen,
die tevens als operatiebasis voor onze patrouilles zou kunnen
dienen, en voor het overige alles door de bezettingen van Moeara
Tambesi en Djambi, zoo noodig aangevuld met een detachement
van Palembang, te doen verrichten.
De gewestelijk militaire commandant was echter van meer-
ning, dat de bezettingen der genoemde posten voor de haar
vroeger aangewezen taak bestemd moesten blijven en dat, als
het noodig was, voor de actie tegen Taha, een afzonderlijke
afdeeling aangewezen zou moeten worden. Daar hij boven
dien gebonden was aan den inhoud der artikelen 7 en 12 van
de instructie voor de militaire commandanten op de buitenbe
zittingen (A. O. No. 1 van 1849) en de inzichten van het
Legerbestuur ten dezen kennende, verklaarde hij aan het bo
vengenoemd verlangen van den Resident, zonder nadere mach
tiging van hoogerhand niet te kunnen voldoen, waarmede het
Legerbestuur geheel instemde.
De bovenbedoelde artikelen luidden
Art. 7. Zoodra zij de minste tijding ontvangen van vijande-