vertelde voorts dat de door ons gevonden schuilplaatsen waren van Keutjhi Maka en Peutoea Gam, doch dat sedert de benden gescheiden waren en Peutoea Gam zich thans ophield aan de beneden K. Sikoeléh op 3 dagmarschen afstand. De oude vrouw, die niet meer kon loopen, althans niet dan met groote moeite, was de moeder van zekeren Si Bén, ook een volgeling van Peutoea Gam. Si Dirih was met Si Bén naar de verlaten schuilplaats gegaan om de oude vrouw rijst te brengen en naar het kind te zien. Si Bén was bij onze komst ongezien ontsnapt en vermoedelijk direct Peutoea Gam gaan waarschuwen. In verband met de verkregen inlichtingen, besloot ik naar Tangsé terug te keeren en eerst na eenigen tijd ter opsporing van Peutoea Gam uit te rukken, daar deze door het ontsnappen van Si Bén te veel op zijn hoede zou zijn. Gedurende de eerste drie weken van April werden geene excursies van eenigen duur gemaaktde brigades liepen onder hare Commandanten op de meest ongeregelde uren dag- en nachtpatrouille, zonder echter aanraking met den vijand te krijgen. Ik zelf wijdde mij geheel aan den kondschapsdienst, evenwe zonder dat het mij mocht gelukken iemand te vinden, die de schuilplaats der Tiro Teungkoes wilde verraden. Toch verkreeg ik meer en meer zekerheid omtrent de richting waarin ik de schuilplaats zou moeten zoeken. Hoewel Tgk. Dagang Blang Djeurat zich gedurende dezen tijd in de bergen om de Tangsé vallei ophield, mocht het mij niet gelukken voldoende inlichtingen te krijgen om hem te over vallen. Zijn panglima's Pang Tjoet Bén, Nja Soeloë, Pang Tjoet en Keutjhi Bén Man hielden door bedreigingen doorloopend den schrik onder de bevolking gaande. In de hoop dat de waak zaamheid van Peutoea Gam eenigszins zou zijn verslapt, besloot ik inmiddels gebruik te maken van de door den Atjeher Si Dirih verstrekte inlichtingen om dit bendehoofd op te sporen. Den 23sten April marcheerde ik ten 7 u. v.m. uit het bivak Tangsé met 2 brigades marechaussée ter sterkte als hiervoren reeds gezegd en met 8 dagen vivres (4 dagen bij den man). De Glé Singgah Mata beklommen en over Djambo Awe Abèë gemarcheerd naar de Poetjo van de Aloeë Leuboejna langs een zeer steile helling daarin te zijn afgedaald, kwamen 6

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indische Militair Tijdschrift - Extra Bijlagen | 1911 | | pagina 584